Van Central Innovation District naar Centrum

In het CID moet je groot denken met oog voor het kleine. Een prachtige ambitie, zegt journalist Tracy Metz, maar het gebied is veel meer dan een innovatie district. Het Kwaliteitsplan CID gaat nu nog te veel over de stenen en te weinig over de mensen.

De tweede versie van het Kwaliteitsplan CID (Central Innovation District) werd besproken met een brede groep belangstellenden uit de hele stad, op donderdag 13 oktober 2022 tijdens een STADgesprek georganiseerd door Platform STAD . Op 29 november 2021 vond een soortgelijk (digitaal) STADgesprek plaats waarbij de eerste versie van het plan werd gepresenteerd. Zo’n 130 deelnemers reageerden toen op het stuk. Vervolgens leverden verschillende stakeholdergroepen voor de zomer 2022 input.

Tijdens dit tweede STADgesprek werd door Daan Zandbelt van De Zwarte Hond het aangepaste plan  gepresenteerd en is uitgelegd hoe de eerder gemaakte opmerkingen zijn verwerkt. Daarna sprak architectuurcriticus en journalist Tracy Metz een recensie uit van deze versie van het Kwaliteitsplan CID. Zij gaf aan wat haar wel en niet aansprak en wat zij miste. Aansluitend gingen zo’n 60 deelnemers in groepen uiteen om het voorliggende plan nogmaals te becommentariëren. Dit gebeurde ook in de vorm van (individuele) recensies. Op deze manier ontstonden genuanceerde gesprekken en werd een breed palet aan reacties meegegeven richting de gemeente. De resultaten van de deelsessies zijn hier na te lezen. Ook vond een vervolggesprek plaats met vertegenwoordigers van de stakeholdergroepen. De inbreng van de avond wordt meegenomen in een versie die ter besluitvorming wordt voorgelegd aan het college en de gemeenteraad.

Onderstaand wordt verslag gedaan van de presentatie van het Kwaliteitsplan CID, de recensie van Tracy Metz en het vervolggesprek met stakeholders over het Kwaliteitsplan.

Aanleiding en aanpassingen van het Kwaliteitsplan

Bij de behandeling van de Structuurvisie CID in de gemeenteraad is gesproken over het waarborgen van de Haagse principes voor beeldkwaliteit in het CID. Daarvoor wordt er nu een overkoepelend Kwaliteitsplan gemaakt met daarin de ruimtelijke kwaliteiten en samenhang binnen het CID. Per deelgebied worden er aparte beeldkwaliteit plannen gemaakt. Daarin wordt op basis van de bestaande (historische) kwaliteiten de eigenheid van het gebied vastgelegd. Het Kwaliteitsplan is een ambitiedocument en beleidskader dat de koers aangeeft. Zodat partijen aan de voorkant weten wat van hen wordt verwacht. De beeldkwaliteitplannen dienen vervolgens als kader voor beoordeling van omgevingsvergunningen. Deze plannen worden na ter inzagelegging vastgesteld als welstandskader of worden onderdeel van het omgevingsplan.

daan zandbelt over het cid

Het Kwaliteitsplan is een visie op hoofdlijnen en is geen strak beoordelingskader met kwantiteiten. Deze visie is nodig om richting te geven aan de kwaliteit in het gebied tussen de drie Haagse stations. Dit gebied kenmerkt zich door het complexe karakter door de doorsnijding van infrastructuur en grote heterogeniteit in bebouwing van de deelgebieden. Zeven verschillende wijken of deelgebieden zijn van elkaar gescheiden door brede wegen en spoorlijnen. Het Kwaliteitsplan wordt uitgewerkt in zeven locatie gebonden beeldkwaliteitsplannen die het gewenste architectuurbeeld nader beschrijven en in ontwikkelvisies. Deze ontwikkelvisies en beeldkwaliteitsplannen vormen de beoordelingskaders voor de plannen die daar in de toekomst worden uitgevoerd.

Het kwaliteitsplan volgt de traditionele indeling voor omgevingskwaliteit met de ‘belevingswaarde’ (hoe ziet het er uit), ‘gebruikswaarde’ (hoe werkt het) en ‘toekomstwaarde’ (hoe is het toekomstbestendig) en is gericht op samenhang tussen deze waarden. Zandbelt verwijst naar de ontwerpprincipes uit The London Plan. Spatial Development Strategy for Greater London van een aantal jaren terug door burgemeester Ken Livingstone.

Aanpassingen naar aanleiding van eerdere inbreng

In de huidige versie zijn op basis van 750 reacties, diverse aanpassingen doorgevoerd. De belangrijkste opmerkingen van de bijeenkomsten van voor de zomer hadden betrekking op: de Haagse DNA en identiteit van tevoren vaststellen; groene en blauwe verblijfskwaliteit definiëren en een gevarieerd aanbod van huizen met de mix van stedelijke functies.

ontvangen reacties op eerste versie Kwaliteitsplan CID

Dat is verwerkt door De Zwarte Hond in dit nieuwe document, waarbij specifiek worden genoemd:

  • geen kwantiteit maar kwaliteit als inhoud van het Kwaliteitsplan;
  • een compacte versie van het document om zo de hoofdlijnen te verduidelijken;
  • opgave en identiteit worden onderscheiden als Kernkwaliteit en Kwaliteitsopgave;
  • HES opmerkingen opgesplitst in ruimtelijk en identiteit;
  • er is een raamwerkkaart als ruimtelijke dragers van het CID;
  • hoogbouw wordt enkel onder strenge voorwaarden toegepast;
  • introductie CID woordenboek;
  • rijke economie als kwaliteit met ruimte voor innovatie, experiment en betaalbare werkruimtes, samenhang in de stad als overkoepelend thema voor Kernkwaliteiten.

Haagse Eeuwige Schoonheid, Lange Lijnen en Karakter van Wijken

Het kwaliteitsplan benoemt drie kernkwaliteiten om te behouden en te versterken: ‘Haagse Eeuwige Schoonheid’; ‘Lange lijnen verbinden de stad’; ‘Eigen karakters per deelgebied’.

Deze kernkwaliteiten zijn op verschillende schaalniveaus uit te werken: op gebouwniveau, op gebiedsniveau en op niveau van de stad. Om deze drie kernkwaliteiten in het CID te realiseren zijn er zeven ontwikkelopgaven gedefinieerd.

Den Haag heeft volgens Zandbelt een aantal ruimtelijke kenmerken die ten grondslag liggen aan de Haagse identiteit en aan de Kernkwaliteiten. Het is vooral een groene stad, een gridstad, er is veel baksteen met ‘slagroom’ (verbijzonderingen), en Haagse hoogbouw onderscheidt zich. Ook is er de onmiskenbare Haagse identiteit: een internationale stad; herkenbare karakters per wijk; stad aan zee; woonstad; overheidsstad en hofstad.

Er worden verschillende strategische interventies benoemd op de kaart ven het CID. Hoogbouw op z’n Haags wordt alleen geclusterd rond de drie stations. Hoogbouw is geen strategische interventie en wordt in het CID niet meer gezien als DOEL. Hoogbouw kan enkel onder strenge voorwaarden en heeft een betekenis voor de stad, meer dan enkel ‘zo hoog mogelijk’. Overgangen van het CID naar de omliggende gebieden en de doorwaadbaarheid van de stad in zijn algemeenheid worden verbeterd. Verder wordt het CID gezoneerd in rust, ruis en reuring. Hiermee wordt de mate van activiteiten en drukte aangeduid op de verschillende plekken.

Haagse Eeuwige Schoonheid

Volgens Zandbelt betekent ‘eeuwig’ vooral dat de schoonheid een zekere tijdloosheid heeft. Eeuwige verwijst ernaar dat gebouwen en steden adaptief zijn. De bouw of stedelijke structuur is open en kan flexibel worden ingevuld in de loop der jaren.

‘Haagse’ verwijst naar de cultuurhistorie en karakteristieken van de Haagse architectuur. ‘Schoonheid’ verwijst eigenlijk naar duurzaamheid en de milieu-impact van de toekomstige ontwikkelingen. Ook verwijst schoonheid naar de karakteristieken van wijken, het gebruik en haar bewoners. De stad moet over een langere periode in haar beeld een bestendigheid hebben en geen opeenstapeling worden van incidenten. Het gaat om de samenhang, alleen zo kan de belevingswaarde worden vastgehouden. De herkenbaarheid, de leesbaarheid en het DNA wordt zo versterkt.

Kenmerkend voor Den Haag is het baksteen met het witte pleisterwerk, verbijzonderingen van vooral de neorenaissance architectuur in de laat negentiende-eeuwse wijken als de spekbanden, sluitstenen en dakranden. Het spierwitte stadhuis is een voorbeeld van een verbijzondering van een gebouw dat afsteekt in een overwegend bakstenen stad. Op stadsniveau kunnen hele wijken als ‘slagroom’ of verbijzondering worden gezien, bijvoorbeeld het Willemspark of het Beatrixkwartier. Naast belevingswaarde wordt zo ook de toekomstwaarde gekoppeld door de stad klimaatadaptief en biodivers te maken en de gebruikswaarde door de stad inclusief te maken en aan een mix van stedelijke functies ruimte te bieden.

De Lange Lijnen

Het thema van de ‘Lange Lijnen’ is reeds jaren geleden ingebracht bij de gesprekken over en aanpak van de Haagse stedelijke ontwikkeling. Met deze lange lijnen worden in het Kwaliteitsplan voor langzaam verkeer vooral de barrières van de grootschalige infrastructuur van rails en brede ontsluitingswegen opgeheven. Tijdens het verdere verloop van de bijeenkomst roepen de ‘lange lijnen’ wisselende reacties op. Diverse deelnemers geven aan ze niet te als zodanig te herkennen. Voor anderen zijn ze wel cruciaal voor Den Haag. Het zijn vaak eeuwenoude routes die door de geomorfologie van het landschap met zijn strandwallen en veenbanen zijn gedicteerd. Het zijn inderdaad geen kaarsrechte vista’s of boulevards zoals Parijs waarbij men in een oogopslag de andere kant van de stad kan zien. Het is het eerder het verfijnde netwerk en grid van routes met een aaneenschakeling of kralenketting van ruimten zoals straten, pleinen en tunnels. Het grote belang van de Lange Lijnen is dat het netwerken van verschillende systemen met elkaar worden verbonden (fietsroutes, voetgangers, ov-tracés, groen en water). Op niveau van het CID worden de zeven CID-wijken zo weer enigszins met elkaar verbonden.

Lange lijnen in Den Haag – doorgaande routes

De Weteringsekade moet bijvoorbeeld weer een aantrekkelijk gebied worden voor langzaam verkeer in plaats van een tienbaans autosnelweg, wijken moeten autoluw worden.

Door verbetering van de doorwaadbaarheid van het CID neemt ook de gebruikskwaliteit toe en de aanhechting aan omliggende wijken. Eilanden zoals het Laakkwartier en Bezuidenhout-West worden met de stad verbonden. De Lange Lijnen betekenen ook dat het groenblauwe netwerk in de stad wordt versterkt. Men kan dan van het park in de Binckhorst naar het Haagse Bos wandelen. Voor biodiversiteit is het netwerk belangrijk en de oppervlakte is belangrijk voor klimaatadapatie en om de hittestress terug te dringen. De drie waarden beleving, gebruik en toekomst worden zo in een ruimtelijke samenhang gebracht.

Groot denken over kleine gebieden, recensie van Tracy Metz

Ambitie is goed gezien de crisissen, maar gezamenlijk van wie?

Tracy Metz is ontzettend blij om te zien dat de ambities voor het CID hoog zijn. Ze is niet van de zesjescultuur. Kloek en moedig. Groot denken over kleine gebieden. De afgelopen twintig jaar is men toch argwanend geworden tegenover directief blauwdruk masterplannen en het daarmee gepaard gaande autoritair denken. Veel ambitieuze plannen ziet men tegenwoordig niet meer. Vooral ook omdat grote masterplannen toch nooit worden uitgevoerd zoals ze zijn bedacht. Dit plan voor CID natuurlijk ook niet, aldus Metz, dat weten we nu al. We weten niet precies hoe het gaat worden tussen de drie stations. Maar de stad groeit gestaag door en het kwaliteitsplan geeft richting.

De uitdagingen waar wij nu voor staan zijn dan ook enorm in steden. Wooncrisis, klimaatcrisis, vluchtelingencrisis etc. Nu is toch echt wel een goed moment gekomen om groot te denken zonder terug te vallen in de fouten van de directieve masterplannen. Het kwaliteitsplan is dan ook een ambitiedocument en een visie. Binnen dat kader kan het vervolgens ook anders, licht Zandbelt vanaf de eerste rij toe.

In een voorgesprek noemde Zandbelt het plan een gezamenlijke visie en revolutionair. Metz ziet dat gezamenlijke nog niet helemaal. Al die plannen zoals Novi, Novex, structuurvisies en kwaliteitsplannen, we zijn ontzetten goed in het eindeloos doorborduren aan plannen maar daarmee zijn ze nog niet gezamenlijk. Gezamenlijk van wie?

tracy metz over het CID

We moeten de naam CID over boord gooien

Waarom toch de naam CID, central innovation distict, vraagt Metz zich af. Waarom in het Engels? Noem het toch gewoon ‘uitbreidingsplan of verdubbeling van het centrum’. Het Centrum is van iedereen. Het CID is van hipsters en dure latte’s drinkende types die onbegrijpelijke uitvindingen op laptops doen. Dat doen ze vaak als start-up of scale-up in oude industriële gebouwen die ze accelerators noemen, en waar heel veel subsidie in gaat zitten maar die voor buurtbewoners ondoordringbaar zijn.

Metz sprak in Pakhuis de Zwijger met de Amerikaanse sociologe Sharon Zukin over haar recent verschenen studie The Urban Innovation Complex spraken. Centraal staat in dat boek wat de tech industrie doet met de stad. Het brengt nieuwe mensen en uitvindingen, maar de wisselwerking met de stad en haar burgers is minimaal. Voor de fysieke stad brengt het een nieuwe trend van beslotenheid. Ondanks de vele subsidie die erin wordt gestopt. Misschien moeten we daarom beginnen om de naam CID over boord te gooien, aldus Metz. Wat hebben burgers van Den Haag aan een CID?

Fluïditeit wonen en werken tussen de drie stations

Het beoogde gebied is veel meer dan een innovatie district volgens Metz. Behalve infrastructuur en onderwijs is het ook de economische motor van Den Haag. Met meer groen, kwaliteit op straatniveau, verdichting van bebouwing, functiemenging en een logisch verband voor langzaam verkeer tussen de stations. Nu hebben die drie stations niets met elkaar te maken. Er ligt wel een grote potentie in dit gebied. Nu heeft een derde van de gebouwen een woonbestemming en dat wordt straks de helft. Minder auto’s en meer groen is hier dan fantastisch. Groen van 25 naar 40 hectaren maakt me blij, aldus Metz. De groene long in Laakhaven is daarom een goed idee. Maar groen betekent ook onderhoud en onderhoud is geld; heeft de gemeente dat geld? Zieltogend groen is namelijk het ergste wat er is, bijna erger dan geen groen.

Daarnaast, wat corona ook heeft opgeleverd is een fluïditeit van wonen en werken. Dat betekent een hele nieuwe opgave voor de stad. Het kantoor is inmiddels meer een ontmoetingsplek bij stations terwijl er thuis wordt gewerkt.

Het verbinden van de drie stations is een uitdaging. De sporen en viaducten zijn nu enorme obstakels in de stad. Om het spoor beter in het stedelijk weefsel in te vlechten is veel geld nodig van vooral het rijk. Daar moet Den Haag helderheid over hebben van het rijk. Hoewel het rijk en helderheid ook een ding is…

Badeenden

De juiste functiemening bepaalt de kwaliteit van het stedelijk leven. Functiemenging is daarom hard nodig in het CID. De mate van hinder is tegenwoordig bepalend voor functiemenging volgens Zandbelt, niet het bestemmingsplan. Dat vindt Metz intrigerend want zover ze weet kunnen gemeente retail functies niet zomaar tegenhouden. Bijvoorbeeld de winkels met badeenden en andere gelijksoortige toeristenwinkels. De ondernemer gaat naar de raad van state en krijgt gelijk. Retail is retail en goedkope toeristenshit weren kan men niet. De wetgeving ontbreekt gewoonweg. Zandbelt meldt dat ‘de wet’ wel mogelijkheden biedt voor makers die nu onderbenut worden.

Moeizaam, duur en menging is niet te maken: hoogbouw

Waar is de ruimte voor makers in de stad vraagt Metz zich af. Schoenmakers, de ambachtelijke bakker, jongeren met 3D printers, bierbrouwers, modeontwerpers etc. Daar moeten we betaalbare ruimte voor maken. Dat is er gewoonlijk niet en in hoogbouw is dat onmogelijk. Op het moment is er een hausse aan hoogbouw, bijvoorbeeld de Zalmhaventoren in Rotterdam. Maar waar gaan we al die hoogbouw voor gebruiken? Hoogbouw is zeer duur en de ruimten daaromheen en erin zijn heel erg duur. Ook blijft de stedelijke kwaliteit op maaiveld een moeizame uitdaging. Een goede menging van functies is ook niet te maken volgens Metz. Betaalbare woningen en ruimte om te werken zijn er niet te vinden. De hoogbouw wordt daarom selectiever toegepast in het CID volgens Zandbelt, alleen geclusterd rond de stations. Hoogbouw komt er alleen onder strenge voorwaarden.

Metz krijgt jeuk van termen als ‘eeuwige schoonheid’ of ‘lange lijnen’. Die lange lijnen zie je alleen op papier. Op straat ziet niemand ze. Zelfs op de Laan van Meerdervoort zie je ze niet. Lange lijnen zeggen mensen niks. Alleen leuk voor ontwerpers, je beleeft ze niet als mens. Dat mensen het eigen karakter van de buurt koesteren, vindt ze evident. Het is ook te prijzen dat je niet alles wilt veranderen. ‘Niet overal verandering’, is te prijzen voor een stedenbouwkundige die bezig is met de veranderingen in de stad. Dat mogen we waarderen.

Wat ik mis, betoogt Metz, is dat dit plan vooral gaat om wat erbij komt, niet over wat er behouden wordt. Misschien is dat wel het thema eeuwige schoonheid, de verhouding tussen vernieuwing en behoud. Juist in die verhouding zit de herkenbaarheid van de stad. Maar eigenlijk begrijpt ze het thema nog niet zo goed. Ze zou graag iets meer willen weten over hoe de vernieuwing wordt verbonden met het karakter wat zoveel mensen herkennen en wat hen dierbaar is.

Ruimtelijk strategisch adviseur!!!

En als laatste, met verwijzing naar een reactie van de Vrienden van Den Haag op het eerdere concept: er is echt een stadsarchitect nodig of een college van stadsadviseurs of een stadsatelier. Zelfs Tilburg heeft een centrum voor architectuur. Den Haag kan dit niet op zich laten zitten. Een stadsarchitect is daarom een heel goed idee. Totdat ze las dat hier in Den Haag de stadsarchitect ‘ruimtelijk strategisch adviseur’ wordt genoemd. Toen dacht ze, laat maar zitten, als het zo moet. Je voelt al de verambtelijking van deze functie, van iets wat niet boven de partijen uitstijgt en is ingekapseld. Boven de partijen uitstijgen is juist wat Den Haag nodig heeft, zoiets als de deltacommissaris!

Samengevat: het plan is integer en geïnspireerd. Het idee is om dit complexe deel van de stad aan te pakken met functiemenging en minder hoogbouw, meer leven op straat, groen en blauw. Het is er nog niet maar het zal er op termijn zeker voor een deel komen. “Ik geef het plan daarom vier sterren.”

 

Vervolggesprek stakeholders

De centrale vraag in het vervolggesprek met stakehorders (een van de zes deelsessies) is wat we nog missen in de presentatie van De Zwarte Hond. De stakeholders die meespreken zijn: Edwin van Leeuwen projectontwikkelaar van Amvest (eigenaar Megastores) en lid CID-tafel; Joke Ras bewoonster Stationsbuurt, Christine Sijbesma, socioloog en lid van Vrienden van Den Haag; Ilse Duijvestein bewoonster Bezuidenhout, stedenbouwster, docent en kunstenares en Remko Slavenburg stedenbouwer DSO.

Ilse herkende dat er vanuit de thema’s wordt gewerkt. Dat is goed. Het woord meetlat moet eruit, het gaat niet over meten, de Kwaliteitsvisie is meer een ethisch document. Ze is erg blij dat Tracy Metz vindt dat de naam CID weg moet. En te horen dat ‘benut maximaal’ is veranderd naar ‘slim gebruik’. Dat klinkt allemaal vriendelijker.

Edwin noemt de positieve waarden: de bruikbaarheid; inclusiviteit met ook een betere mix van het soort wonen en functies; het concept van de vijf minuten stad en betere mobiliteit in de stad; oog voor de internationale allure. Dat is van grote waarde voor de stad en zorgt er ook voor dat mensen de juiste (woon)producten krijgen. Positief is ook het groen voor de stad. Wat hem specifiek is opgevallen, is de discussie over de Lange Lijnen.

Haagse hoogbouw

Christine vindt dat de lange lijnen moeten worden ingevuld met parkjes, pleinen etc. Lange lanen moeten onderbroken kunnen worden door pleinen. Ze is blij dat hoogbouw wordt genuanceerd. Rotterdam heeft Little-C maar Den Haag heeft Couperusduin. Het is positief dat daar nu weer ruimte voor is in Den Haag. Voor wat betreft de hoogbouw is ook de Haagse hoogte met de herkenbaarheid en kwaliteit belangrijk. Iedereen kent het journaal waar op de achtergrond de typisch Haagse hoogbouw voor iedereen is te zien. Duidelijk onderscheidend van de hoogbouw elders. Heel Nederland weet, dat is Den Haag. Het is volgens haar jammer dat er een tweedeling is tussen de Binckhorst en het CID, laat deze goed op elkaar en op de oude stad aansluiten.

Ze geeft nadrukkelijk aan gegrepen te zijn door de twee heldere verhalen van Daan Zandbelt en Tracy Metz. Die spreken veel meer (aan) dan de 104 bladzijden van het Kwaliteitsplan. Het Kwaliteitsplan moet helder gecommuniceerd kunnen worden naar burgers. De geschreven versie is dat nog niet, terwijl de twee verhalen glashelder waren. Kan het idee van een lees en kijkboek (de bijeenkomst vindt plaats in het Literatuur- en Kinderboekenmuseum) over de nieuwe stad voor alle burgers, daar een invulling aan geven?

Joke geeft aan te hopen dat er in het CID rekening wordt gehouden met de buitenruimte, en met genoeg groene buitenruimte. Dat kan wat haar betreft ook op een hoger niveau, waarbij ze verwijst naar het Sluishuis op een van de oostelijke eilanden in Amsterdam. Daar staat een enorm woonblok van wel 100 bij 100 meter en 6 a 7 lagen hoog, waarvan het dak werd gebruikt als openbaar gebied. Aandachtspunt is wel de toegankelijkheid, enerzijds moet het dak dan openbaar toegankelijk zijn, anderzijds leidde een voortdurende openstelling in Amsterdam tot overlast van jongeren. Vandaar dat het dak daar nog maar 80 uur per maand open is. Remko vraagt hoe de andere buurtbewoners het kwaliteitsplan ervaren, volgens Joke kennen ze dat helemaal niet.

Hoeveelheid groen per inwoner

Ilse vraagt zich af hoe het nou zit met het groen. Er wordt net zowel gesproken over ‘van 25 naar 40 ha openbaar groen’ als dat ‘de hoeveelheid groen per persoon is teruggebracht van 15 naar 10m2’. Remko antwoordt dat het de bedoeling is om in het CID 20.000 woningen toe te voegen met 8m2 groen per persoon op het maaiveld, en met 16ha groen in totaal. Nu heeft de gemiddelde woning meer groen. Maar in verband met onderhoud en beheer wil de gemeente kwalitatief groen, geen rest- of snippergroen. Alles wat aan groen wordt toegevoegd, moet een goede kwaliteit hebben. Het is daarom veel interessanter om een groot park in Laakhaven te maken. Dat vormt een groene long en is een grote investering. Dat is naast de vergroening van straten en pleinen.

Christine vult aan dat de taal van het Kwaliteitsplan vaak cryptisch is en vol jargon. Remko antwoordt dat dit ook komt door de afmetingen en de complexiteit van het plangebied. Maar het signaal is duidelijk: er zijn vandaag twee presentaties gegeven die duidelijk zijn en de essentie van het verhaal van het CID vertellen, maar het document heeft die duidelijkheid niet. We moeten het verhaal naar de specialisten maar ook aan de buurt goed uitleggen. Dat wordt de grote uitdaging, hier gaan we iets mee doen.

Conclusies deelsessies

Ook bij de overige deelsessies vonden geanimeerde discussies plaats tussen deelnemers onderling en de opstellers van het Kwaliteitsplan CID. Bij iedere deelsessie was een inhoudelijk betrokken opsteller aanwezig, die de inbreng uit het gesprek meeneemt. Alle ingebrachte opmerkingen van deelnemers zijn verzameld en zijn hier te lezen >

Tracy Metz pendelde tussen de verschillende thematische sessies en zag een aantal dwarsverbanden in wat zij hoorde van de deelnemers:

  • In het kwaliteitsplan is meer aandacht voor de stenen dan de mensen. Juist voor de mensen maken we dit plan. Wat zijn de doelgroepen? Waar zijn de gezinnen? Want de sociale samenhang (zeker in hoogbouw), voorzieningen voor de bewoners en sociale veiligheid op straat, zijn zaken zijn die bewoners wensen en nu nog missen in de plannen.
  • Lange lijnen beplanten. Je kunt ze veel meer beleven als het groene wandelroutes zijn. De identiteit van de lange lijnen kan worden versterkt door meer eenduidige programmering maar ook door beplanting. En dat sluit goed aan bij het door velen gewenste groenere en meer klimaat adaptieve karakter en verblijfskwaliteit.
  • Met oog voor het kleine groot denken. Zo is het snel aanpakken van het Schenkviaduct een veelgehoorde wens. En is het een gemiste kans dat er nauwelijks iets met de bundel spoorwegen wordt gedaan. Hier is krachtdadiger optreden op zijn plaats.

Het STADgesprek over het Kwaliteitsplan CID vond plaats in het Kinderboekenmuseum in Den Haag. Platform STAD organiseerde het gesprek in opdracht van gemeente Den Haag.

Foto’s: Maurits van Hout