Bewegen binnen én buiten de regels: naar een Haagse Stuurgroep Experimenten Den Haag

Haagse stadmakers, buurtinitiatieven, ontwikkelende partijen, corporaties en de gemeente Den Haag zelf geven regelmatig aan op zoek te zijn naar experimenteerruimte. Letterlijk in de vorm van plekken en panden; Figuurlijk in de vorm van regelvrijheid, kennisdeling of stimuleringsbudgetten. Hoe is dat optimaal mogelijk te maken? Platform STAD nodigde René Scherpenisse van de SEV (Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting) uit om over de organisatie en werkvormen te delen en tips te geven. Daarna ging René met de initiatiefnemers van de Haagse Energiekas en ruim vijftig deelnemers in gesprek over de mogelijkheden van een SEDH: Stuurgroep Experimenten Den Haag.

Aanbevelingen

Bouwstenen voor een toegankelijke experimenteeromgeving zijn allereerst een goed bereikbaar aanspreekpunt en website. Kies vervolgens drie of vier thema’s die voortkomen uit specifieke vragen uit de stad en focus op die thema’s. Stel een bescheiden budget beschikbaar voor initiatiefnemers om een onderbouwde experimenteeraanvraag op te stellen die dan door een groep onafhankelijke deskundigen wordt beoordeeld. Maak het daarbij leuk en interessant voor indieners om voorstellen in te brengen, daag uit waar energie zit. Steek na goedkeuring voldoende tijd in het delen van de opzet, aanpak en uitkomsten van de experimenten zodat anderen het wiel niet opnieuw hoeven uit te vinden en op ervaringen kunnen voortbouwen.

Wat betreft focus is de omgang met de steeds schaarsere ruimte volgens de deelnemers het meest urgente Haagse thema. Die schaarste wordt mede veroorzaakt door de groeiende Haagse bevolking en stijgende ruimtevragen voor wonen, werken, groen, mobiliteit en andere belangen. Andere thema’s zijn voldoende broedplaatsen voor creatieve ondernemers en kunstenaars, alsook experimenten rondom wonen en zorg.

De deelnemers komen zelf al met voorbeelden voor experimenten als een Haagse Funda voor meervoudig ruimtegebruik, ruimte delen via ‘Snappspace’, een Haagse variant van het Amsterdamse vrijplaatsenbeleid en een voorbeeld als het Berlijnse Urbane Praxis.

Hoewel er binnen bestaande regels al veel mogelijk is, wordt voorgesteld in de Omgevingsvisie een experimenteerartikel op te nemen om deze manier van werken vast te leggen. Ook wordt voorgesteld om door te bouwen op mogelijkheden en netwerken van bijvoorbeeld het doorbraakteam, het FRED fonds, Platform STAD en de Haagse stadmakersbeweging.

Aanleiding

Hoe kom ik voorbij de persoon die zegt: ‘In principe vind ik het idee sympathiek, maar we hebben nu eenmaal bepaalde regels.’ Uitproberen, testen, hoeveel ruimte is daarvoor in Den Haag? Een idee voor de stad uitvoeren is een lang en vaak ingewikkeld proces vol procedures en regels. Het ene project valt daar beter in dan het andere, wat niet veel hoeft te zeggen over de waarde ervan voor de stad. In het STADgesprek ‘Ruimte voor experiment!’ ging het over hoe er letterlijk en figuurlijk fysieke plekken aan te wijzen zijn in de stad als experimenteerruimte.

Er gebeuren al allerlei experimenten in de stad, maar deze zijn vaak verborgen. Initiatiefnemers lopen tegen van alles aan: Bij wie moet ik zijn? Wie zijn maatjes van me? Mag iets of mag iets niet? Dit zijn vragen die van verschillende kanten komen: Uit de Stadmakersbeweging, welke de laatste paar jaar een flinke boost heeft gekregen: Vanuit de gemeente, die bijvoorbeeld met innovatieve woonvormen of circulariteit aan de slag wil; Vanuit ondernemers die zich met stadsdistributie bezighouden of van dark stores af willen.

Van 1982-2012 bestond de SEV, Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting. Dit landelijke en onafhankelijke adviesorgaan was een succes. Het steunde de totstandkoming van initiatieven en experimenten, waarbij de uitkomsten ervan bestaand en nieuw beleid en procedures kon beïnvloeden. Kan er anno 2024 een Haagse variant tot stand komen, waar serieus geëxperimenteerd mag gaan worden in de fysieke ruimte?

Lees in dit verslag hoe de SEV zowel inhoudelijk als organisatorisch te werk ging, toegelicht door René Scherpenisse, voormalig directeur bij de SEV en huidig directeur van wooncorporatie Tiwos. Stadmakers Iris Schutten en Erik de Jong lichtten toe waarom zij behoefte hebben aan een Haagse SEV. In gesprek met het publiek onderzochten we hoe een SEV op stedelijk niveau kan worden geïmplementeerd. Vanuit hun ervaring binnen de gemeente deelden Paul Kersten, adviseur maatschappelijke voorzieningen, en Arno Segeren, senior beleidsmedewerker economie, hun gedachten over hoe zo’n experimenteerorgaan in Den Haag past.

Een nieuwe manier van stadmaken

Initiatieven komen tot stand wanneer iets wordt gemist in de bestaande stad. ‘We zitten in een tijd van transitie,’ vertelt architect en stadmaker Iris Schutten. Er liggen grote vraagstukken, zoals het klimaat, sociale woningbouw en de groeiende ongelijkheid in de stad. ‘Dat betekent ook dat we de stad op een andere manier moeten gaan maken. We hebben plekken nodig om uit te vinden hoe we dat op een andere manier zouden kunnen gaan doen.’ Samen met Erik de Jong is zij initiatiefnemer van de Energiekas, die ze ontwikkelen op het dak van de Helena. Iris vertelt dat het goed is hoe de gemeente al bezig is om de ideeën die van onderaf komen meer te faciliteren. Voor deze stadmakers wordt er momenteel beleid ontwikkeld waar een programma, fonds en loket bij horen. De regelgeving, procedures en vergunningen zijn alleen nog niet toegespitst op deze ontwikkelingen. Soms maakt het de uitvoering van ideeën voor de stad onmogelijk, anders brengt het wel vertraging en tegenwerking. Als er experimenteerruimte zou zijn, kan er ook worden gezegd: Kunnen we dit niet op een andere manier doen?

Met de SEV was er experimenteerruimte op landelijk niveau. Dit gaf de mogelijkheid om het anders aan te pakken – buiten de regels – wat beleid kon beïnvloeden. Dit kan volgens Iris input geven aan het stadmakersbeleid en aan nieuwe manieren van stadmaken. De Helena kan volgens haar de eerste experimenteerplek van Den Haag worden: het gebouw, het park en het hierboven liggende dak. De Helena is een erg sterk gebouw, vertelt Erik de Jong. ‘Er kan van alles op!’ Met de Energiekas willen Erik en Iris een kas op het dak van de Helena die energie opwekt, waar het dak tegelijkertijd ruimte geeft voor experimenten. Daar zijn dan workshops te volgen en met uitzicht over de stad is er ook ruimte om verder te denken, onder andere hoe met daken om kan worden gegaan. Wie wil experimenteren kan er ruimte vinden in de ruil voor het doorgeven van kennis. Er blijkt al veel energie te zitten in het gebouw, en dat mag alleen maar meer worden volgens Erik. Hij noemt een aantal voorbeelden. Zoals de filmzaal van Stichting Ruimtevaart waar het STADgesprek plaatsvindt, waar een historisch-kunstzinnig filmprogramma draait met de 8mm, 16mm en 35mm projectoren die er staan. De Helena heeft ook een keuken, allerlei ateliers en de grootste kunstboekencollectie van Nederland. ‘We willen dat veel meer openbaar maken. Veel meer programma’s en synergie in het gebouw. En dat vergt gewoon extra leerruimte,’ licht Erik toe.

Leren van de SEV: Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting

René Scherpenisse, directeur van wooncorporatie Tiwos, de Tilburgse Woonstichting, werkte tweemaal bij de SEV. Van 1992-1998 als programmamanager en van 2005-2008 als directeur. Hij neemt het publiek mee in de werkzaamheden van de SEV: Wat maakte het tot een succes en welke lessen zijn er mee te nemen voor een nieuwe variant op stedelijk niveau?

Wat was de SEV?

In de woorden van voormalig Eerste Kamerlid en burgemeester van Hengelo, Wolter Lemstra, was de SEV een ‘flitsend loodsbootje’ die in haar bewegelijkheid en kleinheid gemakkelijk allerlei wegen wist te verkennen om te kijken hoe de grote tanker van bouwen en wonen de nieuwe weg kon volgen.

  • Het was een overheidsinitiatief dat werd opgericht omdat ook al in de Jaren 1980 er dusdanig veel regels waren waar iedereen en alles aan moest voldoen, dat het vernieuwing en innovatie in de weg zat. In 2012 is het opgegaan in Platform 31.
  • Onafhankelijk waardoor het ook beleidsaanvallend en een beetje ontwrichtend kon zijn op het moment dat beleid niet aansloot bij de behoefte.
  • Klein clubje bestaande uit zo’n twintig mensen in de hoogtijdagen, waaronder zo’n acht inhoudelijke medewerkers.
  • Aanjager van innovatie door zelf opvattingen te hebben, thema’s te bedenken en deze de wereld in te gooien op zoek naar mensen die mee willen doen en ondersteuner van initiatieven van onderaf. Deze kwamen van bewonersgroepen, corporaties, gemeenten, projectontwikkelaars, enzovoort.
  • Met thema’s rondom bouwen en wonen van architectuur tot verduurzaming en zorg.
  • Door middel van (praktijk)experimenten die mochten mislukken: Ideeën die nog te ver weg leken, die anderen of technisch nog niet konden, mochten worden opgepakt. Dit leverde aanbevelingen op voor beleid en kennis voor de verschillende partijen die in de woningmarkt werkzaam waren, zoals de Rijksoverheid, de lokale overheid, woningcorporaties, marktpartijen en bewoners.
Hoe werkte de SEV?

Hoofdthema’s werden vastgesteld en uitgewerkt in experimentenprogramma’s.

  • 3 à 4 programma’s tegelijk om focus te houden en het veld te overzien. Daarbinnen kon van alles.
  • Een vaste eigen bezetting per programma bestaande uit een programmamanager en een programmabegeleider.
  • Een adviesgroep bestaand uit diverse mensen uit de praktijk, van juristen tot beleggers, verenigingsmensen tot de wethouder. Deze was er om advies te geven, niet voor besluitvorming: Dan kan je continue geblokkeerd worden. Tegelijkertijd werk je aan draagvlak bij alle organisaties die van de zijkant met het programma te maken hebben.
  • Ontwikkelingsnotitie als basis om richting te geven. Op een paar velletjes: Waarom benoemen we dit thema en naar wat voor type vernieuwing zijn we op zoek? Waar denken wij, gevoed door een adviesgroep en diverse contacten, waar mogelijk vernieuwingen zouden kunnen zitten?
  • Met eigen ideeën en oproepen voor experimenten
Het experimentproces

Wanneer mensen bij de SEV kwamen met een idee, kon er een paar duizend euro beschikbaar worden gesteld om hen de ruimte te geven het idee goed uit te werken en op zo’n twee A4’tjes te krijgen. Aan deze voorstudie werden weinig eisen gesteld, wetenschappelijk gefundeerde conclusies waren niet nodig. Wel ging het erom om een idee te krijgen van: Hoe gaan we het experiment aanpakken? Wat wordt het doel? Hoe gaan we het evalueren? Wie zijn de betrokkenen?

Het gehele experimentproces was erg bevlogen, maar verliep ook via een vaste wijze: (1) Voorstudie; (2) Experiment of experimentenreeks; (3) Onafhankelijke evaluaties; (4) Adviezen (aan overheden, markpartijen, corporaties); (5) Kennisoverdracht.

Voorbeelden

  • Kubuswoningen in Rotterdam Blaak.
  • Verzelfstandiging corporaties door brutering in de Jaren 1980-1990 waarbij leningen en subsidies naar elkaar werden weggestreept. Het maakte de sector geheel financieel zelfstandig.
  • Liftenproject door heel Nederland. Veel flatgebouwen, vaak vierhoog uit de naoorlogse periode, hadden geen lift en waren daarmee ongeschikt voor wie minder mobiel is. Vanwege de beperkte ruimte was er een technische oplossing nodig en werd de markt uitgedaagd. In dit geval werd de liftindustrie gevraagd om kleine liftjes te maken die ook in deze flats pasten. Zo werden in zo’n honderd flats in Kanaleneiland in Utrecht delen van de trap weggezaagd. In plaats daarvan kwam een speciaal gemaakt liftje waardoor deze flats, nu nog, bruikbaar zijn voor iedereen. De grote schaal waarop dit in Nederland kon worden uitgevoerd, maakte het experiment veel goedkoper. Er werden zelden grote subsidies gestopt in woningexperimenten, met uitzondering van dit liftenproject.
  • Aanpasbaar bouwen/Woonkeur doet bouwkundige inspecties. Dit ontstond met een eisenpakket uit de vraag hoe zodanig te bouwen is dat woningen levenslang bestendig zijn.
  • Skaeve huse is een concept dat komt uit Voor mensen die slecht tussen anderen konden wonen en voor overlast zorgden werden aan de rand van de stad Skaeve Huse neergezet: ‘Vreemde’ huizen voor ‘vreemde’ mensen. In plaats van op straat te komen, konden deze mensen daar zelfstandig wonen. Dit idee is ook in Nederland in verschillende steden gekomen in kleine aantallen. De mensen die er wonen, willen er niet meer weg. Zij hadden net zo veel last van hun omgeving als de omgeving van hen.
  • Politiekeurmerk Veilig Wonen kwam tot stand door niet één experiment door één persoon, maar door met zo’n twintig mensen tegelijk zo’n twintig experimenten te doen als een reeks. Kan je tot een heel pakket kopen wat zowel in nieuwe woningen als in bestaande woningen te realiseren is, zonder dat het al te veel geld kost? Het werd een samenwerking met de markt, corporaties, bouwers, de slotenindustrie en de politie. De experimenten werden met nepinbrekers getest. Zij mochten drie minuten lang zich op deuren storten om te kijken of de bedachte oplossingen het hielden.
  • Koopgarant waarbij koopwoningen voor starters betaalbaar worden gehouden.
  • Huur op Maat gaf de mogelijkheid om de huur aan te passen naar het inkomen. De sociale huur is bestemd voor mensen met een bepaald laag inkomen. Wanneer dit inkomen stijgt of wanneer er een tweede persoon bij komt wonen, verandert de huur niet mee. Zo ontstaat scheefhuur, waarbij de huurt niet strookt met het inkomen van de bewoners. Het was een succesvol experiment, maar ook controversieel. Onder andere omdat de corporatie ermee in het inkomensdomein komt door meer huur te vragen wanneer een inwoner veel meer gaat verdienen. Huurorganisaties vonden het een redelijk idee, maar politiek heeft dit het niet gehaald en kwam er geen toestemming vanuit de staatssecretaris om het groter te maken.
Succesfactoren
  • Onafhankelijke positie en goede relaties met zowel het ministerie en de bewindslieden, maar ook met bijvoorbeeld marktpartijen en corporatiebewoners.
  • Wettelijke experimenteerbepaling in alle volkshuisvestingsregelingen: De minister kan in het belang van experimenten van deze regelgeving afwijken, naar advies van de SEV. Veel experimenten zijn niet mogelijk zonder deze ruimte.
  • Mogelijkheid om kleine subsidies te geven zodat een voorstel goed kon worden uitgewerkt. Dit was voornamelijk belangrijk voor bewonersgroepen. Corporaties hebben daar geen subsidie voor nodig. Het gaat om kleine bedragen.
  • Klein clubje enthousiaste mensen, thuis in inhoud en netwerk. Enthousiasme is cruciaal om mensen aan te steken met de inhoud om iets te willen gaan proberen. Het team moet bestaan uit mensen die thuis zijn in de inhoud en midden in het netwerk staan rondom een bepaald onderwerp.
  • De mogelijkheid om snel expertise in te huren door het hebben van een directe cirkel met zo’n honderd adviseurs, kostendeskundigen en mensen die op vernieuwing gericht waren om de programmamanagers aan te vullen met specifieke expertises.
  • Weten wat er speelt en horen waar dingen niet lukken door het hebben van een goed netwerk en daarin kansen herkennen.
  • Laagdrempelig, snel, leuk en uitdagend zijn, oftewel zelf naar mensen toegaan met ideeën voor experimenten, maar ook direct kunnen reageren op mensen die naar de SEV kwamen, het enthousiasme vasthouden, snel kunnen schakelen, niet zeggen dat iets waarschijnlijk niet mag: “Experimenteren met de SEV moest altijd leuk zijn.”
  • Sterke congressen welke een paar keer per jaar plaatsvonden. Dit was een mix van inhoud en praktijk, bijvoorbeeld met in het ochtenddeel testjes rondom wat er in de experimenten geleerd was en in het middagdeel waren er workshops waarin mensen die zelf meededen aan die experimenten vertelden wat ze aan het doen waren en waar ze tegenaan liepen.

 

Van SEV naar SEDH

Hoe kunnen we experimenteerruimte in Den Haag ook voor elkaar krijgen? Een Stuurgroep Experimenten Den Haag? Hiernaar zoeken we in gesprek met de zaal en met speciale input van Arno Segeren, senior beleidsmedewerker economie bij de gemeente Den Haag en Paul Kersten, adviseur maatschappelijke voorzieningen bij de Gemeente Den Haag. Wie zouden hier in Den Haag zoiets kunnen starten? Hoe krijgt een experimenteerstatus vorm?

Waar is de ruimte? Fysiek en in de regels.

Een experimenteerstatus zou idealiter betekenen dat er buiten de regels mag worden geëxperimenteerd. Maak dit mogelijk, maar maak ook beter gebruik van wat er binnen bestaande regels al mag. Vaak mag er veel, al weten ambtenaren niet altijd dat het een en ander mag. De nieuwe omgevingsvisie geeft kansen: Er kan een experimenteerartikel in worden opgenomen als bouwsteen. Arno Segeren legt uit dat er een pilot loopt in de Binckhorst, maar dat er niet in de regels is opgenomen om dingen in de tijdelijkheid mogelijk te maken. Dat maakt experimenteren erg lastig. Wanneer er een artikel in de omgevingsvisie komt te staan, geldt dit voor alle omgevingsplannen en wordt dit in het vervolg voorkomen. Arno herkent veel van de succesfactoren van de SEV in zijn dagelijkse werk bij de gemeente. Een daarvan is dat het niet enkel om regels gaat: “Ruimte voor experiment is ook ‘mensenwerk,’” legt hij uit. “Het gaat ook om de houding, om het zoeken naar gelijkgestemden.”

De ruimte in de stad is beperkt, maar er is ook veel ruimte dat lang niet of niet conform bestemming wordt gebruikt. De gemeente kan een proces tot onteigening starten wanneer een terrein een jaar lang braak ligt, legt Paul Kersten uit, maar zo goed als geen enkele gemeente in Nederland blijkt dit te doen. Vaak wordt ervoor gekozen het gesprek aan te gaan met de eigenaar, dat levert meer op dan juridische stappen die veel geld kosten.

Op welke thema’s?

Er zijn allerlei thema’s en transitieopgaven waar experimenten meerwaarde zouden hebben voor Den Haag: Duurzaamheid, circulariteit, vergrijzing en zorg, mobiliteit. Er zal gekozen moeten worden voor bijvoorbeeld drie thema’s. Binnen een bepaald thema kunnen meerdere experimenten op verschillende onderwerpen worden uitgevoerd.

Een thema waar de urgentie groot is, is de schaarse ruimte en de vele ruimtelijke claims die op de stad worden gedaan. Er kan worden geëxperimenteerd met meervoudig ruimtegebruik; met tijdelijkheid; met de kansen die er liggen in ruimte delen (bijvoorbeeld één ruimte met kantoortijd en theatertijd); met flexibel bouwen waar de toekomst niet meteen in is vastgelegd; leegstand boven winkels; machines delen die beslag leggen op werkruimte. Er zijn binnen deze onderwerpen ook al vormen die bestaan, ook in Den Haag met bijvoorbeeld The New Farm, maar er mag ook worden gekeken hoe experimenten grootschalig effect kunnen hebben, waardoor er structurele veranderingen kunnen komen, zowel in Den Haag als landelijk. Een idee dat wordt geopperd is een experiment met een soort SnappCar-model voor meervoudig ruimtegebruik, waarin bijvoorbeeld het sportveld staat dat op sommige tijden vrij is en te huren. Zo wordt een ruimte van iedereen en van niemand tegelijk.

Wie gaan dit doen en in welke vorm?

Er zijn allerlei partijen actief in Den Haag. Wanneer deze meer met elkaar optrekken rondom kennis en expertise delen en financieel zou er al veel mogelijk zijn rondom het opzetten van een SEDH-variant. Hoe de vorm eruit komt te zien, hangt af van de ambitie. Het aantal thema’s bepaalt het aantal programma’s en daarmee de hoeveelheid mensen. De suggestie van René Scherpenisse is om op elk programma ten minste één persoon (1fte) te hebben. Naast het vaste team is financiële ruimte nodig om ook externe kennis te kunnen inzetten.

Vanuit de zaal wordt de gemeente als logische trekker genoemd en dat allerlei partijen van binnen en buiten de gemeente kunnen aansluiten, zoals corporaties, ontwikkelaars, stadmakers, bouwende partijen, zorgverleners, het FRED-fonds (Europees ontwikkelfonds voor Den Haag en Rotterdam), de doorbraaktafel (momenteel een intern gemeentetool over onderwerpen die in de stad vastlopen), Fonds 1818 en Platform STAD. Diversiteit van betrokken partijen is belangrijk, niet alleen voor het intern functioneren, maar ook om kennis breed te kunnen verspreiden. Het is belangrijk dat de SEDH vooral een goede hulpstructuur krijgt, maar niet top-down gaat functioneren waardoor juist bottom-up initiatieven in de liggende stand gaan. Vanuit de gemeente is er al een Stadmakersprogramma en zijn er allerlei kleine en grotere regelingen voor initiatiefnemers.

Of er een nieuwe organisatie moet komen, die geheel onafhankelijk is, of dat het meer gaat om krachten die er al zijn te bundelen en dat er mensen nodig zijn die ideeën signaleren, staat ter discussie. Als de SEDH binnen de gemeente zou blijven, gaan ideeën wellicht sneller van tafel dan bij een onafhankelijke organisatie met meer afstand. Er is in ieder geval veel energie en krachten om te bundelen. Van een grote borrel tot een loket waar iedereen met ideeën terecht kan, of een groter opgezette onafhankelijke stichting zoals de SEV: Er zijn veel kleinere en grotere varianten waarop dit zou kunnen. Zichtbaarheid is belangrijk, zodat mensen die geïnteresseerd zijn in het idee aan kunnen haken om het experiment te kunnen volbrengen, maar ook zodat iedereen zich uitgenodigd voelt, ook de mensen die helemaal niet door hebben dat ze een experiment aan het doen zijn.

Wie betaalt?

SEV ontving subsidie vanuit het ministerie VROM. De helft daarvan ging in de SEV als organisatie zelf, de andere helft was om de kleine subsidies te geven. Voor een SEDH kan de financiering worden opgepakt met de gemeente als hoofdfinancier, maar ook samen met partijen zoals ondernemers, ontwikkelaars en architectenbureaus. Je kan een sfeer creëren waarin zij mee willen doen met de experimenten en daar een financiële bijdrage aan willen leveren. Dat kan op onderwerp.

Bij de SEV mocht een experiment niet alleen mogelijk worden gemaakt door de bak met geld die er tegenover stond, dan was het slecht herhaalbaar. Het gaat vooral om de initiële meerkosten die ontstaan omdat het de eerste keer is dat het experiment wordt uitgevoerd. Oftewel procesgeld om dingen uit te zoeken, te ondersteunen, enzovoort.

Kennis en praktijk bij elkaar brengen

Er ligt veel kennis uit het verleden die nuttig is voor de opgaven van nu. Met de SEV is dertig jaar lang geëxperimenteerd. Er zijn boekjes uitgekomen en via het internet archive is een groot deel van de niet meer bestaande website terug te lezen. De suggestie wordt gegeven om ook een keer langs Platform31 te lopen om te kijken wat daar nog ligt. Ook zijn er in de zaal voldoende voorbeelden van buiten de stad wat Den Haag kansen biedt: Vrijplaatsen, welke breder zijn dan broedplaatsen en waar Amsterdam een traditie in heeft en het experimenteer- en kennisuitwisselingsinitiatief Urbane Praxis, wat in Berlijn startte maar nu overal in Duitsland te vinden is.

Om op de transitieopgaven grote stappen te kunnen maken, komt vanuit Paul Kersten de suggestie dat een landelijke SEV nodig zal zijn, of tenminste een samen met de andere grote steden. Er ligt al contact, als ambtenaar spreekt hij veel met collega’s uit andere steden. Een landelijke SEV zoals deze was, hoeft er niet in één keer te komen. Zolang er nog geen experimenteerruimte is die buiten de regels mag treden, kan er al veel binnen de regels. Met een SEDH kunnen andere steden het Haagse voorbeeld volgen. Een experiment op zichzelf: Den Haag als pionier.