10 jaar samen stadmaken op de Binckhorst # 5 – de ontwerpers
Landschapsarchitect Wim Voogt (OKRA) werd ooit geboren op de Binckhorstlaan. Hij is de laatste jaren zeer actief in het gebied, onder andere als visiemaker voor het Waterfrontpark. Han Dijk (PosadMaxwan) stond als stedenbouwkundige het afgelopen decennium aan de basis van veel ruimtelijke ontwikkelingen en discussies in de Binckhorst. Op dit moment onderzoekt zijn bureau het maken van een goede openbaar vervoer structuur. Hoe kijken zij terug op het doorlopen proces? Wat is de rol van de ontwerper in deze ‘organische gebiedsontwikkeling’?
STADverkenning 10 jaar samen stadmaken op de Binckhorst: De afgelopen 10 jaar waren er hobbels en successen bij de gebiedsontwikkeling in de Binckhorst. Platform STAD gaat ter gelegenheid van het jubileum van I’M BINCK in een serie interviews op zoek naar de lessen voor Den Haag en de rol die I’M BINCK speelde. Wat kunnen we leren van organische gebiedsontwikkeling op de Binckhorst? In dit vijfde interview zijn de ontwerpers stedenbouwkundige Han Dijk (PosadMaxwan) en landschapsarchitect Wim Voogt en aan het woord.
“Er zitten goede intenties in het Omgevingsplan, maar het is uiteindelijk opgesteld vanuit regels in plaats van ontwerp. Terwijl ontwerp de keystone is in hoe je omgaat met mogelijkheden.”
Han, PosadMaxwan is al een aantal jaar (nog voor Omgevingsplan) betrokken bij deze gebiedsontwikkeling. Wat was jullie rol precies?
Han Dijk: Wij zijn gevraagd om een soort menukaart te maken voor de ontwikkelingen binnen de Binckhorst. Maar er waren nog weinig kaders. Hoe de pilot ‘Omgevingsplan’ eruit zou komen te zien was nog niet helder. Dus eigenlijk waren wij al snel bezig met het eerste integraal ruimtelijk raamwerk voor het gebied. Daar waren mensen best wel van geschrokken. Er was onenigheid binnen de gemeentelijke diensten over hoe dat allemaal tot stand moest komen. Veel mensen vonden dat in deze organische gebiedsontwikkeling de gemeente zelf helemaal geen plannen moest gaan maken. Dat moest vanuit de markt komen.
Ik ben misschien wat rechtlijnig, maar ik vind dat je eerst een doel en ambitie nodig hebt, die je met elkaar kan bediscussiëren. Op basis van een functioneel raamwerk, waar ook bepaalde kwaliteiten in geborgd worden (groen, programma) en waarin je dingen kan laten ontstaan. Een leidraad waarmee je kan uitnodigen om een bepaalde kwaliteit te maken. Maar die je ook kan gebruiken als stok achter de deur als dat niet geleverd wordt.
Er zitten goede intenties in het Omgevingsplan, maar dit nieuwe instrument is uiteindelijk opgesteld vanuit regels in plaats van ontwerp. Terwijl ontwerp de key-stone is in hoe je omgaat met mogelijkheden en een optimale invulling daarvan.
Dat gaat ook heel erg over een veranderende manier van werken. Hoe heb jij dat als ontwerper in de Binckhorst ervaren Wim?
Wim Voogt: Ik herken heel erg wat Han zegt. Je bent bezig met het uitproberen van allerlei zaken binnen nieuwe planologische grenzen. Maar je gooit ook dingen weg uit de ‘oude planologie’ die zeer cruciaal waren. Uiteindelijk is het ruimtelijk raamwerk waar PosadMaxwan aan heeft gewerkt bijvoorbeeld vertaald naar een Beeldkwaliteitsplan zonder onderliggend stedenbouwkundig plan. Dat is hoogst ongebruikelijk en roept vragen op.
Waar we ook enorm tegenaan lopen in het kwaliteitsteam van de Binckhorst – waar ik superviseer op de openbare ruimte – is wat Albert Koolma (gemeente Den Haag) in een eerder interview ook al aangaf: “je kan wel ouwehoeren over hoe het vroeger was en over 100 jaar gaat zijn, maar we leven in het nu”. Helemaal mee eens! Elke aanpassing in de tijdelijkheid moet zo goed mogelijk zijn. Maar dat is niet het eerste wat je bijblijft als je het Omgevingsplan of het Beeldkwaliteitsplan leest. En het is ook niet de eerste indruk die je krijgt als je ontwikkelaars ziet proberen om zo dicht mogelijke woonvolumes weg te duwen.
“Je bent bezig met het uitproberen van allerlei zaken binnen nieuwe planologische grenzen, maar je gooit ook dingen weg uit de ‘oude planologie’ die zeer cruciaal waren.”
Resumerend, leuk organische planontwikkeling, interessant. Maar we hebben veel moeite met het veranderen van de manier waarop we planologie bedrijven.
Maar waarom hebben we daar zoveel moeite mee. Stokt het in de samenwerking?
Han: Het samenwerken van mensen in dit experiment is inderdaad waar de grote crux zit. Integraal werken blijkt heel moeilijk te zijn. Dat heeft niets met het gebied te maken maar over hoeveel verandering we toestaan in ons dagelijks werk en onze denkpatronen.
Wim: Voor je een plan hebt moet je in ieder geval tussen ontwerper, ontwikkelaar en gemeente ook een gezamenlijk vocabulaire hebben. Dat vind ik voor de Binckhorst dik onvoldoende. Wij zijn voor het Waterfrontpark begonnen met het idee om een wijk te maken zonder auto’s, een voetgangersstad. Ze keken me bij de gemeente Den Haag aan alsof ze water zagen branden. Ook binnen het kwaliteitsteam zijn er mensen die blijven zeggen ‘dat de leidingen wel moeten passen’ en het ontwerp ‘wel functioneel moet zijn’. Dan denk ik: je moet toch eerst helder hebben wat voor soort sfeer je uit wilt stralen. Wat voor stuk stad zijn we hier met elkaar aan het maken?
“Als je op gebiedsniveau geen gezamenlijk vocabulaire hebt dan krijg je hele eigenaardige combinaties.”
Bij veel plots in de Binckhorst gaat het alleen maar over: ‘hoeveel woningen krijgen we daarop weggezet’. Terwijl gebiedsontwikkeling ook betekent hoe je op de buren reageert. Wat voor soort ruimtes ontstaan daartussen? Hoe zit dat weefsel in elkaar? Ontwikkelaars zijn slechts eigenaar van de plot en zijn niet altijd bereid om na te denken over de omgeving waarin het project landt. Dus wie maakt zich druk (en voert regie) over de samenhang der dingen?
Bij het Kasteelpark wordt aan de ene kant de plint opgehoogd van 25 naar 40 meter. Terwijl de architecten werkzaam aan de andere kant vragen of de plint juist niet lager kan; bijvoorbeeld 16 meter. Een eenlaags (6 à 7 meter) project voor een roeivereniging mag doorgaan, terwijl het project Junopark de 35 meter aantikt. Als je op gebiedsniveau geen gezamenlijk vocabulaire hebt dan krijg je hele eigenaardige combinaties.
En wat is dan de rol van de ontwerper of architect in dit verhaal?
Han: De grootste verdienste van de ontwerper is om mogelijkheden uit te testen en te verbeelden. Je moet continu blijven ontwerpen. Doordat je in het proces nieuwe inzichten krijgt wil je dingen veranderen en zal je dingen moeten gaan combineren. Ontwerp biedt uitkomsten. Ontwerp op ooghoogte zorgt er bijvoorbeeld misschien wel voor dat je bepaalde keuzes wil heroverwegen over bouwhoogte of over aansluitingen tussen landschap en gebouw.
Wim: Met ontwerp kan je discussies agenderen. Dat je bijvoorbeeld zegt we doen hier niet aan levendigheid op de begane grond. De eerste twee lagen van dit gebouw zijn bestemd voor parkeren voor de eerste tien jaar’. Daarna vormen we dat om naar een mixed-use programma, omdat daar op dat moment behoefte aan is. Die ideeën worden nu niet getekend of gepruimd door de welstandcommissie. Maar als je nadenkt over de stad in transitie is dat misschien beter dan wederom die eenzijdige corridorwoning met één slaapkamer aan de openbare ruimte.
Han: Er zijn natuurlijk ook goede voorbeelden. De ruimte voor het Waterfrontpark waar Wim aan werkt is bijvoorbeeld in het eerste raamwerk al ontstaan. Een strategische keuze in de structuur van de groeiende stad.
Wim: Het uitgewerkte ontwerp is vervolgens geland in het Beeldkwaliteitsplan wat een door de raad vastgesteld, en door het kwaliteitsteam toetsbaar stuk is.
“De grootste verdienste van de architect is om mogelijkheden uit te testen en te verbeelden. Je moet continu blijven ontwerpen.”
Maar de ontwerper trekt in de nieuwe planologie ‘over het algemeen’ niet bepaald aan het langste eind?
Han: Het is heel lastig als je alle ambities en randvoorwaarden wil vatten binnen een nieuw instrument als het Omgevingsplan. Maar het is wel zo dat je durf moet hebben om vooruit te kijken. Door niet te ontwerpen in de vroegste fase denk ik dat je bepaalde mogelijkheden over het hoofd ziet. Welke kernwaarden die je in Binckhorst wil realiseren zijn uiteindelijk vastgelegd in het ruimtelijk raamwerk? Verdomd weinig.
Ergens heb ik er ook moeite mee omdat wij, met het werk dat we hebben geleverd, dit ook niet voor elkaar hebben gekregen. Het is moeilijk als je vooroploopt met nieuwe planologie. Je kan een hoop dingen goed doen, in leren, maar op veel dingen hebben we nog lang niet genoeg zicht.
Bijvoorbeeld op plotoverstijgende zaken zoals mobiliteit of de openbare ruimte. Moet de gemeente daar niet gewoon een grotere regierol pakken?
Wim: Ja of vertel daar meer over. Op het moment dat I’M BINCK zegt, we worden niet serieus genomen want we zien alleen maar woningen, vertel dan wat je nog meer doet. Bij Junopark komt bijvoorbeeld een school met een heel gek blok wat eigenlijk veel te dik is. Daarom heeft OZ Architecten bedacht om een klimwand binnenin dat bouwblok te maken. Als je meer op die manier plekken gaat laden en nieuwe bestemmingen toevoegt dan gaat het gebied ook meer leven. De succesverhalen van de Binckhorst zoals Capriole of Mama Kelly zijn toch alweer vijf jaar oud.
“Als je als gemeente veel wil loslaten moet je juist heel goed weten hoe je het wil hebben. Dan kan je veel beter sturen op de initiatieven die binnenkomen.”
Han: Exact. Het voorstellingsvermogen van wat de Binckhorst zou kunnen worden is best wel dunnetjes. Ook de markt heeft behoefte aan een perspectief die verrijkender is dan de plots. Wat gaan hier de kwaliteiten worden? Als je als gemeente veel wil loslaten moet je juist heel goed weten hoe je het wil hebben. Dan kan je veel beter sturen op de initiatieven die binnenkomen.
Wim: Daar hoort een woord bij en dat is regisseur. Je moet van planstempelaar naar regisseur gaan en dat is een compleet andere mindset. Je kan zeggen we zijn hier al tien jaar bezig dus het schiet niet op. Maar ik geef je op een briefje dat het dertig jaar duurt voordat je het verschil tussen plantoetser en planregisseur echt snapt. Bovendien is dit gebied zo groot als Rotterdam Zuid. Het is dus ook helemaal niet gek dat wat we willen er morgen nog niet is.
Dus geslaagd experiment, gewoon nog even geduld?
Han: Laat ik het positief zien. Ja. Dit is een geslaagd experiment, omdat je ziet wat je anders moet doen. En ik hoop dan dat je dat terug gaat zien op andere plekken in Den Haag. Dat we daar gaan zien dat we nu wel de pluspunten van old-school en new-school planologie met elkaar kunnen combineren.
Wim: Heb je het nieuwe boekje van Floris Alkemade al gelezen? Om aan te geven dat de opgave breder speelt, de titel luidt: De toekomst van Nederland: de kunst van richting te veranderen. Dat geeft wel aan dat daar een stukje huiswerk zit.
Foto’s bedrijvigheid: Heeman fotography
Foto Han Dijk: Willem de Kam
Foto Wim Voogt: Joost Bataille