Het Haagse stadsbeeld: Een mix van industrieel bouwen en ambacht

Industrialisatie in de bouw heeft de laatste jaren een flinke vlucht genomen. Een steeds groter deel van de bouw verplaatst zich van de bouwplaats naar de fabriek. Nieuwe bouwtechnieken zoals in de fabriek gemaakte woningen, metselrobots en 3d-printers hebben voor- en nadelen. We bezochten de in de fabriek gemaakte woningen van het project Parel van Moerwijk. Vervolgens bespraken we tijdens het STADgesprek wat de nieuwe ontwikkelingen zijn en welke invloed deze kunnen hebben op het stadsbeeld.

De belangrijkste conclusies voortkomend uit het STADgesprek zijn:

  • Industrieel bouwen is geen nieuwe ontwikkeling in Nederland.
  • Standaardisatie en prefabricage van onderdelen gaan terug tot aan 1933 met de Bergpolderflat (Van Tijen, Brinkman en Van der Vlugt). Tijdens de wederopbouwperiode nam de standaardisatie in de woningbouw een grote vlucht.
  • In de huidige bouwpraktijk wordt de omslag van traditioneel naar industrieel bouwen steeds verder voortgezet.
  • De bouwpraktijk in Nederland kent een hoog kwaliteitsniveau in vergelijking met de omringende landen. Standaardisatie levert een belangrijk aandeel hierin. Het kwaliteitsniveau binnen industrieel bouwen neemt ook steeds verder toe.
  • Industrieel bouwen levert een besparing op de bouwkosten op van 8% in vergelijking met traditioneel bouwen (bron: EIB). In de huidige bouwpraktijk maakt dit een groot verschil of een project financieel haalbaar is of niet.
  • Bijkomende voordelen van industrieel bouwen zijn onder andere dat minder grondstoffen nodig zijn en er minder afval wordt geproduceerd.
  • Bouwkundige kennis en ambacht zijn de laatste jaren op de bouwplaats steeds meer verloren gegaan. Deze ontwikkeling vraagt om eenvoudig samen te stellen bouwprojecten.
  • Een 85/15-regel (85% fabriekswoningen, 15% specifieke, ambachtelijke en architectonische kwaliteit) geeft ruimte voor behoud van ambachtelijkheid en kan betekenisvolle architectonische kwaliteit toevoegen aan het stadsbeeld.

In dit verslag blikken we terug op het STADgesprek waarin de vraag centraal stond: Welke invloed heeft de ontwikkeling van nieuwe bouwtechnieken op de ruimtelijke en architectonische kwaliteit van het stadsbeeld? Mark-Willem Hofland (Fijn Wonen) gaf een inleiding over de woningfabriek van Van Wijnen in Heerenveen en schetste nieuwe mogelijkheden en ontwikkelingen op het gebied van industrieel bouwen. René Buur (KOW architecten) en Hans van der Heijden (Hans van der Heijden Architecten) legden de relatie met de rol van de architect en de invloed op het Haagse stadsbeeld.

Een fabriek ontwikkelen om woningen te produceren

Waarom zou een traditioneel bouwbedrijf ervoor kiezen om over te stappen op het produceren van woningen in een fabriek? Het oprichten van een woningfabriek met de benodigde geavanceerde robottechnologieën vraagt immers om een aanzienlijke investering. Mark-Willem Hofland van Fijn Wonen schetst twee belangrijke redenen.

Vanaf de bouwcrisis van een aantal jaar geleden is het tekort aan technisch geschoold personeel in de bouw voortdurend blijven oplopen. Door fabrieksmatig woningen te produceren zijn er minder arbeidskrachten nodig op de bouwplaats. Bovendien is er minder technische (ambachtelijke) kennis nodig om woningen te assembleren. De woning kan relatief eenvoudig op de bouwplaats in elkaar worden gezet door middel van een ‘droog stapelsysteem.’ In de fabriek kan er voor een betere kwaliteitsborging worden gezorgd.

Een andere reden ligt in de nodige verduurzamingsopgave. De bouwindustrie legt per slot van rekening een groot beslag op het gebruik van grondstoffen en kent een grootschalige uitstoot van schadelijke stoffen, zoals CO2 en stikstof. De woningfabriek van Van Wijnen in Heerenveen vermindert CO2-uitstoot. De fabriek werkt geheel op elektriciteit, Van Wijnen maakt gebruik van een innovatief betonmengsel en door prefabricage is er minder transport naar de bouwplaats nodig. Ook kan er efficiënter met het gebruik van grondstoffen en materialen om worden gegaan. De hoeveelheid afval per woning is gereduceerd tot één kliko per woning, terwijl dit bij traditionele bouw gemiddeld drie containers betreft. De woningen zijn op onderdelen circulair. Complete wand-, vloer- en gevelelementen zijn te demonteren en kunnen op een andere locatie opnieuw worden geassembleerd tot woning of in een andere vorm worden samengesteld.


Voordelen van industrieel bouwen

  • Kostenbesparend
  • Minder grondstoffen
  • Minder afval
  • Circulair (remontabel/hergebruik)
  • Inspelen personeelstekorten
  • Minder afleverpunten
  • Snellere bouwtijd

(bron: Fijn Wonen / Van Wijnen)


De ontwikkeling op het gebied van industrieel bouwen kent in Nederland een lange voorgeschiedenis en wordt in de huidige bouwpraktijk steeds verder doorgezet. Er is een grote verscheidenheid aan toe te passen materialen: beton, houtskeletbouw, staalbouw, constructies gemaakt van massief hout (CLT) en biobased materialen. De woningen van Fijn Wonen worden uitgevoerd in beton met een variatie van keramisch gebakken stenen. De keuze voor woningen van beton met een metselwerk-uitstraling is bewust gemaakt en komt voort uit het feit dat er veel vraag is naar dit type woningen. De fabriek in Heerenveen werkt met gevelsteen-metselrobots en voegrobots. Vanuit de zaal wordt de vraag gesteld of het ook mogelijk is om houtbouw toe te passen in de woningen. Bij de ontwikkeling van de woningen is de afweging gemaakt voor het gebruik van beton, omdat dit een robuuste en veilige bouwmethode is, aldus Mark-Willem. De doorontwikkeling van de fabriek in Heerenveen staat niet stil. Mogelijk zullen in de toekomst ook andere materialen toegepast kunnen worden, maar voorlopig is de basis voor de productie van de elementen beton.

In samenwerking met architecten, waaronder KOW Architecten, is een modulaire toolbox ontwikkeld waarmee de nodige aanpassingen kunnen worden gedaan om te beantwoorden aan de stedenbouwkundige context. Het gevelbeeld kan variëren in kleur, verhoudingen en toe te passen elementen in relatie tot de omgeving.

Prefab, standaardisatie en industrieel bouwen, Nederlandse voorbeelden uit het verleden

René Buur van KOW Architecten vergelijkt het industrieel bouwen van woningen in een fabriek met autofabricage. Ze lijken erg op elkaar, met twee belangrijke verschillen. Zo staat architectuur altijd in relatie tot een stedenbouwkundige context. Dit vraagt om flexibiliteit in de systematiek van fabriekswoningen, terwijl een auto veel uniformer geproduceerd kan worden. Ten tweede is de levensduur van een auto veel korter dan de levensduur van een woning of een gebouw.

Industrieel bouwen is, in meer of mindere mate, in Nederland al lange tijd de norm. Standaardisatie en prefabricage van onderdelen gaan terug tot aan 1933. De Bergpolderflat (Van Tijen, Brinkman en Van der Vlugt) is een belangrijk en gekoesterd voorbeeld binnen de Nederlandse architectuurgeschiedenis. Van Tijen zocht de samenwerking op met aannemers die hij kende en wist door middel van standaardisatie en prefabricage goedkope en gezonde woningen te bouwen. Tijdens de wederopbouwperiode nam de standaardisatie in de woningbouw een grote vlucht. Tussen 1945 en 1975 zijn in Nederland 450.000 systeemwoningen gebouwd, wat 20% van de totale woningproductie is. René haalt een aantal voorbeelden aan van standaardisatie in de Nederlandse woningbouw: De woningen van Dura Coignet (1959-1975) en het Muwi-systeem van Muijs & De Winter bevatten kleinere bouwsystemen waaruit het gebouw kon worden gemaakt. Deze voorbeelden worden tegenwoordig zeer gewaardeerd.

Gekeken naar het woningtekort waar we op dit moment in Nederland mee te maken hebben, kan industrieel bouwen een belangrijke bijdrage leveren. Industrieel bouwen levert namelijk een besparing op de bouwkosten op van 8% in vergelijking met traditioneel bouwen (bron: EIB). In de huidige bouwpraktijk maakt dit een groot verschil of een project financieel haalbaar is of niet. Als architect zoekt René Buur graag de samenwerking op met Fijn Wonen. Hij ziet veel voordelen aan standaardisatie en industrialisatie in de bouw. De plannen zijn generiek en hebben een integrale aanpak. Het bouwproces is beter beheersbaar waardoor er hogere kwaliteit voor een lagere kostprijs kan worden gerealiseerd.

Reflectie op de nieuwe bouwtechnieken en aanbevelingen voor industrieel bouwen

De bouwpraktijk in Nederland zit slim in elkaar en kent een hoog kwaliteitsniveau in vergelijking met de ons omringende landen, aldus architect Hans van der Heijden. Standaardisatie levert een belangrijk aandeel hierin. Vanuit zijn ruime ervaring als architect, onder andere van het project Kloosterbuuren in Den Haag, en als docent aan diverse architectuurscholen reflecteerde Hans op de ontwikkelingen in industrieel bouwen. Hij complimenteerde Fijn Wonen met het concept voor industriële woningbouw dat zij in de markt neer hebben gezet. Projectontwikkelaars en corporaties vinden fabriekswoningen duur, maar stappen over dit bezwaar heen omdat een vaste prijs zonder bouwkundige begeleiding wordt geleverd en procesrisico’s verkleind worden.

Hans stelde de 85/15-regel voor. Een bouwproject kan voor 85% uit fabriekswoningen bestaan en voor 15% uit projectspecifieke toevoegingen. Met 15% ‘oplaadcapaciteit’, zoals Hans dit noemde, kunnen bijvoorbeeld hoekverdraaingen opgelost worden of ruimtelijke accenten gebouwd worden. Het levert ook de financiële marge voor bouwkundige erfscheidingen, buitenruimten en dergelijke. Die details zijn niet met fabrieksconcepten realiseerbaar. Het loont de moeite om verder te kijken dan de woning zelf en om ook de bouwkundige details die de kwaliteit van de openbare ruimte beïnvloeden in de budgettering en realisering van projecten te betrekken. De fabriekswoning is niet als het begin en het eind van de opgave. Met het introduceren van de 85/15-regel kan een blijvende basis aan ambachtelijke kennis in de bouw worden gewaarborgd. De 15% projectspecifieke toevoeging geeft de gelegenheid om een volgende generatie in het ambacht van de bouw op te leiden. Ook kan hiermee betekenisvolle architectonische kwaliteit worden toegevoegd aan het stadsbeeld.

Foto’s: Maurits van Hout