Een stad die (voorzichtig) danst

Den Haag is een stad van wereldjes. Van plekken waar je in en uit kunt dippen om even het idee te krijgen dat je in een andere stad bent met een andere mores. Platform STAD vroeg Kris Oosting (urbanist & publicist) te analyseren hoe deze Haagse werelden gerelateerd zijn aan de ruimtelijke structuur van de stad.

Bij Café Banka in de Archipelbuurt begroet de barman zijn gasten joviaal, de gasten elkaar ook. In deze bruine kroeg is het ons kent ons. Het publiek in de houten serre draagt tweedjasjes, witte hardloopschoenen, parelkettingen en strak opgestoken haar. De menukaart is simpel: spareribs, schnitzel, een huisgemaakte gehaktbal. De oude elite schuurt tegen het volkse aan, maar dat is schijn. Wie hier onbeschaamd de gesprekken afluistert, hoort de hele vaderlandse geschiedenis aan zich voorbijtrekken.

De Archipelbuurt, het Zeeheldenkwartier, de Schilderswijk, Transvaal, Bezuidenhout, het Regentessekwartier, Duindorp, Laak en Statenkwartier; het zijn wereldjes, met elk hun eigen karakter, hun eigen bevolking, hun eigen voorzieningen. Opvallend vaak hebben ze – op het eerste oog althans – met de rest van de stad weinig te maken.

Het bekende verhaal is dit: Den Haag is de meest gesegregeerde stad van het land. Een stad die verdeeld is tussen zand en veen, tussen Hagenaars en Hagenezen, tussen koude kak en volk, met de Laan van Meerdervoort als scherprechter. Maar dat beeld is reeds lang achterhaald. Die aloude dichotomie van zand en veen, met hun corresponderende bewonersgroepen en culturen, is een verhaal dat zich goed laat vertellen, maar nauwelijks nog recht doet aan de complexe opbouw van de stad, die met de komst van de Vinexwijken alleen maar complexer is geworden.

Niet dat er geen scherpe lijnen meer te trekken zijn, of dat de segregatie is opgelost – allerminst. Maar het nieuwe gezicht van Den Haag is wel veel diffuser. Het echte geld zit misschien nog veilig op het zand, in herenhuizen aan de Statenlaan of monumentale villa’s in het Belgisch Park, maar de yuppen zijn het veen ingetrokken. Ze ontginnen stukje bij beetje het Zeeheldenkwartier, de Regentessebuurt, Valkenbos, terwijl de Stationsbuurt meer en meer het domein wordt van de studenten. Bovendien zijn zowel de Hagenaars als de Hagenezen veel diversere groepen geworden. In de oude volksbuurten hoor je Turks, Marokkaans, Hindoestaans en Pools, terwijl in het Statenkwartier en Duinoord de voertalen steeds vaker Engels, Frans en Duits zijn.

stadsstraat weimarstraat den haag

Open structuur

Stedenbouwkundig was de stad altijd al complex. Voor nieuwkomers is het moeilijk om grip te krijgen op de stad. Amsterdam heeft een heldere structuur. Als je van de buitenrand van de stad een van de hoofdwegen volgt, eindig je altijd wel een keer op de Dam. Bovendien is de structuur herkenbaar, je ziet de tijd verlopen. Van de Vinexachtige buitenwijken dwars door modernistische tuinsteden, jarendertigwijken, de negentiende eeuwse gordel en dan verder terug de tijd in tot je uiteindelijk een toerist omver rijdt op de Oudezijds Voorburgwal.

In Den Haag is die structuur niet zo makkelijk te ontdekken. Het lijkt alsof de mensen er een stad hebben gebouwd tegen de duinen op, met wijken als door golven op elkaar gedrukt, ogenschijnlijk zonder plan. Een stad die zich uitstrekt langs de kustlijn, met parallel daaraan lange, rechte wegen die uit het niets komen en in het niets eindigen. Waar van boven alles in beweging lijkt. Een rit over de Laan van Meerdervoort, de langste laan van de stad, laat weinig van een logische opbouw zien. Je gaat van dichtbebouwde volkswijken van begin 20e eeuw naar kleinschalige oudere bebouwing, dan weer grootschalige jarendertigblokken, dan weer flats. Probeer er als nieuwe stedeling maar iets van te maken.

‘Zolang nog niet iedere vorm zijn stad gevonden heeft, zullen er nieuwe steden blijven ontstaan’, schreef Calvino in De onzichtbare steden, maar is Den Haag eigenlijk wel door een vorm gevonden? Maarten Schmitt, de voormalige stadsstedenbouwer, vond van wel. Hij zag in Den Haag het laatste, onvoltooide werk van Mondriaan: de Victory Boogie Woogie. Een stad die geen eenheid is door haar balans, maar door de verhouding tussen haar bewegingen, zei hij. Anders gezegd: in tegenstelling tot Amsterdam, waar het centrum een duidelijk brandpunt is, staat in Den Haag niets vast. De open structuur van Den Haag maakt het mogelijk dat zwaartepunten telkens kunnen verschuiven, zowel in het centrum als daarbuiten. Volgens Schmitt maakt dat het mogelijk dat op elke plek op elk moment nieuwe stedelijke zones en plekken kunnen ontstaan. Deze stad, ze danst. Al is het nog een beetje voorzichtig.

Werelden verbinden

En dat is wat je ziet als je door de stad rijdt. Opeens kom je vanuit een dorpse omgeving terecht in een hoogstedelijk milieu, dat voor je gevoel daar geen plek heeft – en vice versa. Dat ad hoc-karakter van Den Haag, met zijn verschillende, op zichzelf staande wereldjes en zijn onvoorspelbare ontwikkeling en opbouw, maakt de stad fascinerend en geeft haar een onmiskenbare charme. Maar het is ook haar grootste valkuil. Want al die wereldjes, die verspreide meer en minder stedelijke zones, hoe zijn ze met elkaar verbonden? Met name de wijken die aan de randen liggen van die langgerekte stad zijn door hun geïsoleerde positie kwetsbaar. Hoe maak je van al die losse elementen een groter geheel, een aantrekkelijke stad (met kansen) voor iedereen, waar verschillende groepen zich niet alleen – al dan niet zelfgekozen – kunnen terugtrekken in een eigen wereld, maar ook in aanraking kunnen komen met de werelden van anderen?

Nu de stad groeit en er de komende jaren volop gebouwd gaat worden, ligt daar een van de grote uitdagingen voor de stad. Hoe kan de groei van de stad ertoe bijdragen dat er niet alleen nieuwe stedelijke eilanden ontstaan, maar dat ze worden opgenomen in een groter geheel. Dat ze niet alleen de plek op zichzelf een impuls geven, maar ook de wijken eromheen. Dat het gebied rond Hollands Spoor en de Laakhavens geen nieuwe enclave wordt, ingesloten door infrastructuur, maar verbonden raakt met de Schilderswijk, Transvaal en Laak. Dat vraagt om meer dan het invullen van kavels en het vaststellen van beeldkwaliteit. Dat vraagt om goed nadenken hoe die verbindingen vorm kunnen krijgen, welke rol de openbare ruimte daarin kan spelen, en welke ingrepen daarvoor nodig zijn.

Lange lijnen

Behalve een stad van chaos is Den Haag een stad van lange lijnen. Meerdere grote wegen doorkruisen de stad en verbinden verschillende werelden aan elkaar. Maar ook hier valt iets op: waar de lange lijnen in andere grote steden veelal brandpunten zijn van voorzieningen, zijn ze dat in Den Haag veel minder. De Reinkenstraat in Duinoord, de Bankastraat in de Archipelbuurt, de Van Hoytemastraat in Benoordenhout, stuk voor stuk zijn het charmante, maar ook naar binnen gekeerde plekken, gericht op de eigen groep. Langs de befaamde Laan van Meerdervoort bevinden zich daarentegen juist opvallend weinig voorzieningen – daar domineert het verkeer. Zo werken de lange lijnen parallel aan de kust soms juist als barrières in de stad, het spoor voorop, terwijl de verbindingen dwars op de kust veelal zwak zijn. De hoofdstraten van Laak, misschien wel de wijk met de meest klassieke stadsstraten in Den Haag, verpieteren bijvoorbeeld precies daar waar ze de rest van de stad raken.

Wanneer de nieuwe ontwikkelingen willen bijdragen aan het versterken van de relaties tussen stadsdelen, aan het verbeteren van niet alleen de plek maar ook de stad, dan zullen die barrières moeten worden geslecht. Dan zal er niet alleen aandacht moeten zijn voor het gebouw , maar ook voor de openbare ruimte als geleider van stedelijkheid – een terrein waar Den Haag in het verleden in uitblonk. Juist de nu nog wat gefragmenteerde lange lijnen dwars op de kust bieden daarvoor kansen. Die kunnen uitgroeien tot volwaardige stadsstraten die verschillende delen van de stad aan elkaar binden. Straten met een diversiteit aan voorzieningen, die ruimte kunnen bieden aan verschillende groepen en de flexibiliteit hebben om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden. Plekken waar het diffuse karakter van Den Haag tot uiting kan komen. Zoals dat nu al gebeurt in de Weimarstraat in Segbroek, die een spiegel is van de omringende buurten. Of, in toenemende mate, de Stationsweg. Vooral de gebiedsontwikkeling rond Hollands Spoor biedt een unieke mogelijkheid om bestaande lijnen te verknopen en verstevigen. Dat komt ook de gebiedsontwikkeling zelf ten goede.

Dat is geen panacee voor alle kwalen of een wondermiddel tegen segregatie, maar kan wel bijdragen aan dat ene doel: de stad als geheel aantrekkelijk maken, zodat alle verschillende groepen die de stad rijk is en de verschillende werelden die zij creëren en die de stad onderscheiden en aantrekkelijk maken, daarin een eigen plek kunnen vinden en tegelijkertijd deel kunnen zijn van het grotere geheel. Dat Den Haag, als het even meezit, nog net iets krachtiger durft te dansen dan nu.

Auteur: Kris Oosting

Foto bovenaan: Roel Wijnants via CC Flickr