Wanneer is participatie goed (genoeg)?

Goede participatie in stedelijke ontwikkeling ontstaat wanneer burgers en professionals zich op basis van wederzijds respect in elkaars positie, emotie en speelruimte willen verplaatsen. En dat doen in een meer continue afstemming dan alleen wanneer dat formeel nodig is. Gebruik daarbij werkvormen waarbij verschillende doelgroepen zich aangesproken voelen. Geef de tijd de kans om zijn werk te doen zodat er meer begrip kan ontstaan voor de complexiteit van vraagstukken en oplossingen. En zodat verkokerde organisaties beter onderling kunnen samenwerken.

Samenvatting

Tijdens het STADgesprek Participatie #2 verkennen inleiders en deelnemers de bandbreedte waarbinnen participatie ‘goed’ en ‘goed genoeg’ is. Wat mag minimaal worden verwacht en wanneer heeft iedereen zich voldoende ingezet? Het gesprek leidde tot een aantal aanbevelingen:

Wees je als betrokkene, zeker als professional, bewust van de kloof tussen het abstracte gesprek over de stad en het feit dat dit gesprek ook raakt aan het persoonlijke thuis, de woningen van mensen die als gesprekspartner participeren. Gesprekken over concrete ontwikkelingen komen voor professionals van bijvoorbeeld de gemeente, ontwikkelaars of corporaties anders binnen dan voor bewoners, voor wie ingrepen letterlijk heel dichtbij komen. Neem als berokkenen een positie in tussen abstractie en de dagelijkse werkelijkheid en wees waarachtig in intentie, taalgebruik en houding tijdens de gesprekken die je met elkaar aangaat.

Participatie wordt ook beter wanneer deelnemers zich in elkaars positie verplaatsen. Iedere professional is zelf ook bewoner, neem dat mee in je benadering. En anderzijds; verplaats je als bewoner, ondernemer, inspreker of initiatiefnemer ook in de positie van bestuurders of ambtenaren. Zij moeten niet alleen deelbelangen van specifieke groepen dienen maar het lastig te definiëren algemeen belang. En zowel de gemeente als corporaties en marktpartijen werken vanuit een historisch gegroeide situatie met bouwopgaven, (grond)posities en financieringsconstructies die mede bepalen welke opties er zijn voor samenwerking.

Aandachtspunt is de botsende complexiteit van de dagelijkse stedelijke werkelijkheid op het niveau van stad tot straat met de verkokerde aanpak van de gemeente en andere organisatie. Laat daarbij de tijd zijn werk doen. Neem mensen tijdig mee zodat ze wennen aan het gegeven dat ontwikkelingen gaan plaatsvinden. En geef ze voldoende gelegenheid om over visies en plannen na te denken en hun kennis in te brengen. Biedt daarbij voldoende flexibiliteit zodat er ook daadwerkelijk keuzes zijn te maken. En stel visies en plannen niet te snel vast. Dit mede vanuit een motivatie om zo democratisch mogelijk te werk te gaan. Een continu gesprekmet de stad zou daarin het hoogste ideaal zijn.

Daarbij is het ook belangrijk om participatie zo toegankelijk mogelijk te maken. Leg de complexiteit van stedelijke ontwikkeling goed en niet te abstract uit. Geef geïnteresseerden niet te veel stukken om zich in te lezen. En houd rekening met het dagritme van participanten: jonge ouders hebben op andere momenten tijd dan ondernemers.

Het bereiken van meer diverse doelgroepen is sowieso een opdracht voor zowel de gemeenten als professionele partijen en bewonersorganisaties. In sommige culturen is men niet gewend ‘op zijn Nederlands’ te participeren. Het betrekken van rijk, arm, jong of oud vraagt om diverse strategieën. En wees je steeds bewust van het wantrouwen dat bestaat richting (vooral) overheden. De toeslagen affaire werkt op veel vlakken door.

Vertrouw op het organiserend vermogen van onderop en bied ondersteuning aan geïnteresseerden, initiatiefnemers en tegensprekers. Duidelijkheid over de juiste context, cijfers en aanleiding leiden tot gezamenlijke voorstellen die de aanpak van stedelijke ontwikkelingen kunnen verbeteren. En tevens bijdragen aan het wegnemen van weerstanden die ontstaan omdat zaken niet duidelijk zijn. Ook het uitwisselen van goede voorbeelden kan helpen. Denk aan de manier waarop de vernieuwing van het riool in een deel van Bezuidenhout tot stand kwam nadat gemeente en bewoners met elkaar in gesprek gingen.


In gesprek over participatie #2

Waar een stad altijd in ontwikkeling is, is het ook nodig om continu met elkaar in gesprek te zijn over participatie en samenwerking. Er zijn allerlei partijen belangrijk bij stedelijke ontwikkeling. Vanzelfsprekend ligt er een rol bij de gemeente, maar ook bij ontwikkelaars, bouwers, woningcorporaties, bewoners, ondernemers, maatschappelijke partijen en het ov.

Daarom organiseert Platform STAD een STADgesprek met als doel om op drie invalshoeken van het wie, het wanneer en de factoren tijd/onzekerheid/flexibiliteit meer inzicht te krijgen in de bandbreedte van ‘goed genoeg’ tot ‘uitstekend’. Met daarbij aandacht voor zowel inhoud als proces. Het gesprek bouwt mede voort op uitkomsten van het STADgesprek participatie #1 van 3 april 2023 (zie verslag).

Het STADgesprek wordt ingeleid door Arjan Brak die vanuit de gemeente Den Haag vertelt over de Participatiegids voor gebieds- en planontwikkeling. Op zijn inleiding volgen pitches van betrokken Haagse bewoners en organisaties met Peter Drijver (SOS Den Haag), Kristin de Winter (Stichting Bewonersorganisatie Bouwlust Vrederust) en Caroline de Jong (AVN). Daarop volgt een toelichting op de werkwijze van ontwikkelende bouwer ERA Contour door Robert Huisman. Na een gesprek met de zaal reflecteren Albert Tuit (commissielid VVD) en Lesley Arp (gemeenteraadslid SP) op de naar bovengekomen thema’s.

Van stadhuis naar praten met en in de stad

De gemeente Den Haag zet zich in om de kwaliteit van burgerparticipatie te verbeteren. Daarover vertelt Arjan Brak, programmamanager Haags samenspel bij de gemeente Den Haag. De laatste inspraakverordening komt uit 2012 en wordt momenteel geüpdatet. De nieuwe inspraak- en participatieverordening is naar de raad gestuurd als concept en bevat waar inwoners ten minste recht op hebben. Daarnaast is er een concept-handboek gekomen. Daarin staan de minimale spelregels. Het heet een handboek in plaats van een beleidskader: terminologie doet er immers toe, juist bij participatie. Iemand die in Zuidwest woont, ziet zichzelf misschien niet als bewoner van Zuidwest, maar als iemand van Morgenstond. En is er de herkenning onder bewoners dat er iets moet worden ‘doorbroken’ als er een doorbraakplan wordt gemaakt, of is dan een andere benaming toch passender?

De totstandkoming van beide concepten vroeg ook om participatie. ‘Dat was continue samen uitvinden,’ vertelt Arjan. Dit participatietraject is verwerkt tot een verslag, wat als voorbeeld aan de raad is meegegeven van hoe het kán. Maar uiteindelijk is het maatwerk, dus wat bij de ene thematiek werkt is niet direct bij de totstandkoming van ander beleid geschikt. Wel zijn er overkoepelende verbeterpunten voor de gemeente.

Participatie gaat over meer dan regels. Wat met het handboek en de verordening op papier is komen te staan, schept een kader ‘hoe we dingen doen.’ Maar het contact tussen ambtenaar en bewoner staan voorop. “Als je eenmaal je toegangspas hebt van het stadhuis als ambtenaar kom je als je niet oppast het stadhuis niet meer uit,” vertelt Arjan. Daar zijn volgens hem allerlei redenen voor, zoals de vele afstemming die nodig is binnen een grote gemeente, maar het zorgt ervoor dat ambtenaren ‘de stad’ kunnen vergeten mee te nemen. Dit vraagt om een cultuurverandering en dat kost tijd. Arjan legt uit dat dit een wederzijds vraagstuk is, van ambtenaar naar bewoner maar ook van bewoner naar ambtenaar: ‘Respect voor elkaars rol verandert het gesprek.’ Het is een grote verantwoordelijkheid en uitdaging om de meningen van allerlei mensen samen te brengen tot één verhaal. Maar het gesprek kan anders, legt Arjan uit. Het vraagt van bewoners bewustzijn van de positie van een ambtenaren die er zijn om het algemeen belang te dienen. En ambtenaren moeten de andere, menselijke kant niet vergeten. Dat mensen geraakt kunnen worden door plannen, een mening hebben over de stad en deze met elkaar delen.

I have a dream: drie pitches over geslaagde participatie

In Den Haag zijn verschillende personen en organisaties die actief betrokken zijn bij het gesprek over de ontwikkeling van de stad. Drie van hen geven in korte pitches hun belangrijkste dromen met betrekking tot een goede participatie. Waarvan vinden zij dat er goed rekening mee moet worden gehouden?

 Peter Drijver (Voorzitter SOS Den Haag) trapt af. Zonder grote droom, geeft hij te kennen, maar wel met een viertal punten die hem opvallen. Allereerst over hoe professionals en bestuurders spreken over begrippen als de leefbaarheid van de stad, de eigen woning en het thuis van bewoners. Vanuit het bestuur, de politiek en vanuit ambtenaren wordt hier volgens hem vaak erg abstract en afstandelijk mee omgegaan. ‘Het wonen, het zijn in je woning en de veiligheid die dat biedt, worden teveel onderschat.’ Lezen dat je buurt wordt gesloopt via een brief op de mat voelt als een ‘aanslag op je zijn.’ Respecteer dat belang en neem die emotie mee in hoe over elkaar en een beoogde ontwikkeling wordt gepraat.

Vervolgens zijn grondposities essentieel. De ontwikkelingen op dat vlak leiden volgens Peter Drijver op plekken tot voor bewoners nadelige ontwikkelingen. Er spelen nu perverse prikkels mee voor de corporaties, ontwikkelaars en het gemeentelijk grondbedrijf die ten nadele zijn van bewoners. Corporaties en ontwikkelaars vinden elkaar nu omdat corporaties weinig financiële middelen hebben om te ontwikkelen maar wel goedkope grondposities hebben. Terwijl ontwikkelaars op zoek zijn naar te ontwikkelen locaties en daarom samenwerking zoeken met corporaties om extra woningen voor eigen winst te ontwikkelen. Vervolgens ontwikkelen beide partijen in afstemming met de gemeente plannen die onder andere effect hebben op de nieuwe veel hogere erfpachtsinkomsten. Zo wordt vaak de basis voor ontwikkelingen gelegd zonder bewoners om wiens huis het gaat tijdig te betrekken.

De laatste twee struikelblokken die Peter ziet zijn de complexiteit van de stedelijke ontwikkeling en de sectorale organisatie van het stadsbestuur. Leefbaarheid en stedelijke ontwikkeling zijn complex en er komen veel verschillende vraagstukken samen. Dit maakt een samenhangende aanpak voor de gemeente lastig omdat leefbaarheidsproblemen die niet binnen de vastgestelde hokjes/afdelingen vallen en daardoor voor interne afstemmingsproblemen zorgen. Ook zijn ze dusdanig complex dat het voor volksvertegenwoordigers lastig is om ze goed te kunnen begrijpen alvorens er een politieke beslissing over te nemen. De gemeentelijke diensten en gemeentelijke besluitvorming is gevangen in eigen hokjes en ziet het resultaat op straat niet.

De oplossing voor goede participatie ligt volgens Peter in een aanpak van onderop, waarbij de meningen en voorstellen vanuit de buurten centraal staan. Daarvoor vindt momenteel al informeel overleg plaats tussen burgerorganisaties en belangenorganisaties en zijn eerder ook ontwikkelaars bij betrokken geweest.

Kristin de Winter (Stichting Bewonersorganisatie Bouwlust Vrederust) volgt met haar verhaal. Ze ziet in haar droom voor Haagse participatie vier randvoorwaarden. Allereerst door samen te werken vanuit een democratische inzet. Werk vanuit de wil om democratisch om te gaan met bewoners en met respect voor de gemeenteraad en diens besluiten. Aansluitend hoort daarbij respect voor de wet, bijvoorbeeld voor de Wet op het overleg huurders verhuurder. Zowel naar de letter als de geest. Als derde noemt Kristin het aanbieden van ondersteuning aan tegensprekers die werken vanuit de wens om plannen te verbeteren, in plaats van hen te bevechten. Dit kan bijvoorbeeld door middel van het inzichtelijk maken van technische inzichten. Of financieel door bijvoorbeeld budget te verstrekken om met bewoners te kunnen communiceren. Dit raakt ook aan het punt dat ze later in het gesprek maakt over het meer vertrouwen op het organiserend vermogen van bewoners.  Als laatste roept ze alle partijen op om waarachtigheid als basis te nemen, zodat alle betrokkenen écht willen en kunnen spreken, en doen wat zij zeggen te doen. Dat er wordt gehandeld als belangenbehartigers van bewoners. Pas dan komen volgens Kristin de technische aspecten van participatie aan de orde.

Ten slotte doet ze de oproep niet alles te vroeg vast te stellen zodat er voldoende ruimte voor gesprek blijft. (Dit was ook een van de conclusies van het STADgesprek participatie #1 van 3 april 2023, zie verslag). En ze vraagt aandacht voor het tijdig beschikbaar stellen van voldoende middelen en locaties voor voorzieningen.

De droom voor Den Haag van Caroline de Jong van de AVN (Algemene Vereniging voor Natuurbescherming) is dat deze stad groen blijft. Om daar gezamenlijk aan bij te dragen zijn waarachtigheid en houding belangrijk. En naar elkaar luisteren, niet alleen naar wie het hardste roept. Sommigen denken dat hun standpunt door iedereen wordt gedeeld terwijl dat niet altijd zo is. Gebruik bijvoorbeeld enquêtes om te ontdekken wat de meerderheid vindt. En wees je ervan bewust dat niet alles maakbaar is.

Wees duidelijk over kaders. Ze vertelt dat er vanuit ontwikkelaars aan de AVN is gevraagd om kaders. Niet álles kan namelijk, ook wanneer de gemeente ertoe neigt dat wel te communiceren. Er zijn bestemmingsplannen en er is bestaand groen. Hoe kunnen dan alle beoogde ontwikkelingen worden ingepast zonder tot het fysieke randje van bestaand groen alles vol te bouwen met ‘plofbouw’. Heb meer respect voor wat er staat aan bomen in de volle grond. Een probleem is ook dat grote, hoge gebouwen de zon wegnemen en windhinder veroorzaken.

Om tot echt goede plannen te komen is tijd nodig, waarbij mensen vanaf de start worden betrokken, voordat alles in beton is gegoten. Het mooist is een bord over wat er gaat gebeuren en hoe je kunt worden betrokken. Het is te laat om pas betrokkenheid te organiseren nadat een omgevingsvergunning is gepubliceerd.

Ook is toegankelijkheid belangrijk. Wanneer bewoners of belangenorganisaties willen participeren en stukken opvragen, is de hoeveelheid en complexiteit aan documenten en informatie vaak zo groot dat het lastig is echt te begrijpen wat er gaat gebeuren. Dit geeft onzekerheid in plaats van de nodige helderheid. Een ander onderdeel van die toegankelijkheid is dat participatie voor mensen praktisch haalbaar moet zijn, zoals het tijdstip en op tijd geïnformeerd worden over participatiebijeenkomsten. Niet iedereen heeft veel tijd beschikbaar naast werk en gezin. Men laat het over aan belangenorganisaties, en komt pas in actie als er iets gaat gebeuren dat heel ingrijpend is.

De aanpak van ERA Contour door Robert Huisman (ERA Contour)

Participatie is niet alleen meedenken, maar ook ‘meedoen’, leidt Robert Huisman zijn verhaal in. Sinds 2006 werkt hij bij ERA Contour, staand voor ‘Van Eesteren Rationele Aanpak’. ERA is opgericht in 1964 en werkt zowel aan renovatie als nieuwbouw. Ze werken met vier speerpunten: Sterke buurten; Gelukkige bewoners; Goed wonen; Gezondere wereld.

Het ‘meedoen’ en ‘meedenken’ kan op veel verschillende manieren. Het gaat volgens Robert om het aangaan van het gesprek, wat zoveel meer is dan de participatieladder met informeren onderaan de ladder en meebeslissen in de bovenste trede. De werkwijze van ERA is het zoeken naar kaders. Die kaders komen tot stand door in de wijk te zoeken naar de identiteit en context van de plek. De context is ‘alles wat in het verleden in zo’n wijk heeft afgespeeld’ en de identiteit hoe dat tot uiting komt bij de mensen en welke fysieke vorm de wijk heeft. Van boomsoorten en bouwmaterialen tot wie de mensen zijn die er wonen en hoe zij over de wijk denken.

Robert neemt de zaal mee naar Bergen op Zoom, naar het project Bergse Buren in de wijk Fort-Zeekant. ERA won in 2019 een aanbesteding voor een stedelijke ontwikkeling van woningcorporatie Stadlander die als uitgangspunt de vraag had ‘Hoe betrekken wij bewoners bij sociale en fysieke ontwikkelingen in de wijk?’

Dat verdiepen in de wijk en betrekken van de wijk kan op veel verschillende manieren. Met historisch onderzoek. Dat kan ver terug in de geschiedenis, zo blijkt uit huidige opgravingen dat er al in de Romeinse tijd werd geleefd waar de Scheldeflat stond. Maar ook door naar recentere ontwikkelingen te kijken, zoals hoe de omgeving van de wijk is veranderd door de uitbreiding van de stad. Fort-Zeekant ligt daardoor niet meer direct aan het water noch aan het groen. Ook persoonlijke verhalen van bewoners geven een beeld van de geschiedenis, net als die een beeld geven van de problemen én goede kanten van de wijk in het nu. Zo is Fort-Zeekant een volkswijk met sterke binding, maar die saamhorigheid brengt ook angst om overlast te melden. En er is veel armoede.

ERA ging ook op zoek naar partners in de wijk. Dit waren naast de woningcorporatie Stadlander het bewonersplatform van Fort-Zeekant, de gemeente en de welzijnsorganisatie WijZijn. Gezamenlijk is er een Plan van Aanpak Sociale Wijkontwikkeling gemaakt en een agenda waarin alles stond wat er in de wijk werd georganiseerd en waarbij de ontwikkelende partners konden aangesloten. In het plan staan vijf thema’s:

  • Fort Zeekant boeit! 2.0
    Hoe communiceren we met elkaar? Er waren al uitgaven van krantjes door Stadlander en het bewonersplatform. Krachten werden gebundeld rondom een papieren uitgave en social media om over de bouw en alles wat er nog meer in de wijk speelt te communiceren;
  • Fort zeekant bloeit!
    Het verdwijnen van groen in de omgeving werd door veel bewoners gezien als een belangrijk punt. Er zijn een aantal activiteiten georganiseerd met andere partijen. Bijvoorbeeld een struikroverdag waarbij bewoners plantjes konden meenemen voordat werd begonnen met de sloopwerkzaamheden. En bouwhekken zijn vergroend. Ook is informatievoorziening belangrijk, bijvoorbeeld dat mensen worden geholpen om zelf dingen te kunnen doen op het gebied van duurzaamheid.
  • Fort zeekant ontmoet!

Ontmoeten is de sterke kant van de wijk. Daarom werden niet gekozen voor de bij dit soort projecten gebruikelijke bouwstart met een wethouder en de directeur van ERA op het podium. Maar door zowel bij de start en tijdens de bouw markten te organiseren waarbij alle organisaties in de wijk een podium kregen. Mensen konden elkaar ontmoeten en meedenken over toekomstige ontwikkelingen. ERA is ook in contact gekomen met bewoners door bijvoorbeeld aansluiting te zoeken bij bijeenkomsten van de Zonnebloem. En ERA is van deur tot deur gegaan met de vraag welke bewoners in het klantenpanel wilden komen.

  • Fort zeekant schoon!

ERA sloot zich aan bij de clean up die bewonersorganisatie jaarlijks organiseert.

  • Fort zeekant leert en werkt.

Tijdens schoollessen konden kinderen de bouw bezoeken, zowel om hen mee te nemen in de ontwikkeling als om hen warm te maken voor een carrière in de bouwwereld. En een startende kunstenares heeft samen met de buurt een werk gemaakt.

Bergse Buren is nog steeds bezig. Het project loopt nu in de tweede fase. De Scheldeflat, zowel gehaat als geliefd, is gesloopt en het project gaat verder wanneer de archeologische opgravingen zijn afgerond. Het helpt dat inmiddels ERA al een paar jaar actief is in de wijk en weet wat er speelt. Maar ook dan is het belangrijk om scherp te blijven, bijvoorbeeld door af te stappen op wie slecht ter been is en lastiger naar een van de georganiseerde markten kan gaan.

 Robert eindigt zijn verhaal dat het uiteindelijk gaat om: Wat ga je dan maken? En voor wie? In het geval van Fort-Zeekant is het juist een mix: er was een gebrek van koop en huur, doorstroming tussen woningen ging lastig en doelgroepen woonden doorgaans meer naast elkaar dan door elkaar. Nu komen koop en huur zoveel mogelijk door elkaar heen, waarbij in het ontwerp ook juist gebruik wordt gemaakt van de fysieke hoogteverschillen die Bergen op Zoom kent.

 

Plenair in gesprek over wie, wanneer, en hoe omgaan met tijd, onzekerheid en flexibiliteit

Na de inleidingen gaan de deelnemers in gesprek over de vraag wanneer participatie goed (genoeg) is. Daarbij wordt zowel aandacht gegeven aan het wie, het wanneer alsook de invloed van de factoren tijd, onzekerheid en flexibiliteit. Uit het gesprek volgen diverse aanbevelingen voor participatie waarbij op sommige onderdelen de meningen verdeeld waren terwijl over andere aanbevelingen veel overeenstemming was.

Aanbevelingen op wie en wanneer:

Een van de vragen waarbij de meningen uiteenliepen, was of het logisch en zinvol is om in elke fase van de stedelijke ontwikkeling over de volle breedte alle stadsbewoners te betrekken bij de besluitvorming? Zou iedere stadsbewoner de gelegenheid moeten krijgen om vanaf het allereerste begin te participeren? Of heeft het geen zin om (aspirant-)bewoners erbij te betrekken als de plannen nog abstract zijn en kan er dan niet beter gesproken worden met bewonersorganisaties? En ligt hier een verantwoordelijkheid voor de gemeente en ontwikkelende partijen om de plannen dusdanig begrijpelijk te maken zodat iedereen vanaf de start kan meepraten? De gemeente heeft immers een zorgtaak en dient ervoor te zorgen dat plannen goed uit worden gelegd.

Een voorbeeld dat aangehaald wordt is de wijk Mariahoeve. Hier is nog niet duidelijk wat de gemeente er gaat doen. Desondanks gaat in deze vroege fase van ontwikkeling de gemeente al in gesprek met de bewoners vanuit de participatievisie. In elke fase komt een ander gesprek vanuit de gedachte dat participatie een continu gesprek is tussen de bewoners en de stad. Het organiseren van een participatieavond is daarbij niet altijd voldoende. Zoek de mensen op in de wijk en ga naar het schoolplein of de buurtsuper om met buurtbewoners in gesprek te gaan. Informeer de buurtbewoner ook over zijn rechten op het gebied van participatie en inspraak.

Om stedelijke ontwikkeling te laten slagen is het ook belangrijk om zo vroeg mogelijk een diverse groep ondernemers te betrekken bij de opgave. De vestiging van noodzakelijke voorzieningen komt ten goede aan de leefbaarheid van de wijk. Denk daarbij aan de bakker en andere ondernemers.

Het vergt veel inspanning van bewoners om te participeren: het kost tijd en aandacht om plannen te begrijpen. Zorg ervoor dat inspraak haalbaar is voor de bewoner.

Participatie kan ook worden ingezet door bewoners. In Bezuidenhout zijn voorafgaand aan het vervangen van de riolering veel gesprekken gevoerd met de bewoners van de wijk. Vanuit de bewonersorganisatie waren duizend mensen betrokken. Het vervangen van de riolering kon zodoende aan worden gegrepen om wenselijke aanpassingen in de straatinrichting te realiseren. Hier wordt door alle partijen positief teruggekeken op de participatie die mede op initiatief van de bewoners in gang is gezet.

In navolging van haar pitch roept Kristin de Winter op om meer te vertrouwen op het organiserend vermogen van bewoners. Dit wordt door meerdere deelnemers ondersteund. Waarbij het als een taak voor van de overheid wordt gezien om die zelforganisatie te ondersteunen.

Zelfgeorganiseerde groepen bestaan al in de vorm van bewonersverenigingen. Elke wijk heeft een bewonersvereniging en dat is bekend bij de gemeente. De bewonersvereniging is een groep die kennis bezit en kan mobiliseren door bewoners erbij te betrekken. Maar hoe doe je dat dan? En hoe zorgt een bewonersvereniging ervoor dat voldoende mensen uit een brede achterban betrokken zijn? Manieren daartoe zijn goed luisteren naar signalen die binnenkomen, de wijkkrant gebruiken om bewoners voor te lichten en actief jongen leden werven.

De stadsdeeldirecteur van Escamp geeft vanuit haar specifieke ervaringen een aantal aanvullende uitdagingen op het gebied van participatie. De manier waarop wij in Nederland gewend zijn om te participeren gaat namelijk vaak niet op in een aantal wijken. Er kan veel wantrouwen of argwaan bestaan richting de gemeente. Er moet rekening worden gehouden met de diversiteit aan culturen en een brede doelgroep. Dit is een opdracht voor alle partijen, zowel de gemeente als bewonersorganisaties. (Sociaal-)culturele achtergrond kan mensen terughoudend of te bescheiden maken om participatie op te zoeken. Het vereist verschillende methodes om rijk, arm, jong of oud te betrekken. De gemeente kan dat niet alleen. Het is een uitdaging om de juiste plekken te vinden waar de mensen zijn: denk hierbij bijvoorbeeld aan koffiedrink plekken.

Aanbevelingen op tijd, onzekerheid en flexibiliteit:

Het gesprek vervolgt over tijd, onzekerheid en flexibiliteit. Hoe om te gaan met gebeurtenissen waardoor een plan overboord gaat? Wat moet er dan nog minimaal gedaan worden om de inbreng van participatie uit een eerder stadium te borgen?

Voortdurende investering om met elkaar in goed gesprek te blijven is daarom heel belangrijk. Als je in goed gesprek bent met elkaar dan kun je samen allerlei onzekerheden beter opvangen. Daarnaast is het van belang voor de ambtenaar om buiten het kader te blijven denken en het gesprek met diverse groepen te voeren.

Door te zorgen voor een grotere diversiteit in het werknemerbestand van de gemeente kan er beleid worden gemaakt dat beter past bij de stad en haar inwoners. Den Haag bestaat uit een hele diverse groep inwoners. Als de gemeente een afspiegeling is van deze variatie kost het minder moeite om mensen te bereiken.

Er is een verschil tussen de spelregels op het gebied van participatie voor de gemeente of corporaties en ontwikkelaars. Uit de inleiding van ontwikkelaar ERA Contour blijkt dat zij veel uit eigen beweging doen op het gebied van participatie. De mate van participeren hangt nu nog te veel af van de vrijwilligheid van de ontwikkelaar. De participatiegids van de gemeente is een suggestie aan de ontwikkelaar maar hiermee kan niets afgedwongen worden. In het kader van onder andere de Omgevingsvisie worden hierover gesprekken gevoerd. Ontwikkelaars kunnen niet om participatie heen. Platform STAD neemt dit vraagstuk mee tijdens een volgend STADgesprek over participatie.

Reactie gemeenteraadsleden

Gemeenteraadslid voor de SP in Den Haag, Lesley Arp wijst op het belang van permanente participatie en het op de juiste manier omgaan met het directe belang van bewoners. Zij ziet het als een noodzaak om voortdurend te zorgen voor participatie. Zeker in de grootschalige stedelijke ontwikkeling die in een aantal wijken in Den Haag plaatsvindt, waaronder in stadsdeel Zuidwest.

Arp deelt een ervaring waarbij een bewoonster op een ingrijpende manier werd geconfronteerd met een besluit. Op een participatiebijeenkomst die deze bewoonster bijwoonde, bleek haar huis niet meer te staan op de gepresenteerde maquette. “Als het je thuis raakt, dan raakt het ook echt je wortels”, legt Arp uit. “Je krijgt het gevoel ontworteld te worden door zo’n besluit en ik denk dat we daar niet lichtzinnig over moeten denken.” De sleutel zit volgens haar in permanente participatie.

“Bewonerscommissies en actieve bewonersgroepen beschikken vaak over belangrijke perspectieven en informatie, die niet ondergesneeuwd zou mogen raken in de besluitvorming”, aldus Arp. Raadsleden kunnen wel op basis van cijfers en rapporten een soort “kale belangenafweging” maken. Maar volgens Arp gaat het uiteindelijk ook om het democratiseren van kennis en invloed: “Misschien is die kale belangenafweging niet het juiste antwoord maar weten sommige bewoners het op basis van zo’n proces in een groep inmiddels wel beter dan wij.” Arp pleit er daarom voor om niet alle kaders van een plan helemaal dicht te timmeren op het moment dat het gepresenteerd wordt aan de bewoners. “Dat er nog wel ruimte in zo’n project zit. En niet alleen gepraat kan worden over de kleur van steentjes. Dat is de belangrijkste conclusie die ik meeneem.”

Albert Tuit, fractievertegenwoordiger van de Haagse VVD, benoemt een aantal punten die volgens hem van belang zijn om als gemeente mee te nemen in de participatie: (1) tijdig praten en transparant handelen; (2) informeren en mensen vragen om te reflecteren; (3) bewoners serieus nemen. Op het laatste punt vindt Tuit dat het professioneel ondersteunen van bewoners in het participatietraject een goede suggestie, mogelijkerwijs zelfs een vereiste is.

Hij deelt zijn eigen ervaring toen hij als ondernemer nauw betrokken was bij de ontwikkeling van de Noordboulevard op Scheveningen. Er kwam veel inspraak op het plan voor het vernieuwen van de Noordboulevard van omwonenden en belanghebbenden. In hoeverre kan dit nog meegenomen worden in de ontwikkeling, valt er nog iets te veranderen aan het plan? “Dan moet je je als bewonersorganisatie en vereniging van ondernemers professioneel laten bijstaan omdat je met de gemeente in onderhandeling terecht komt. Onderhandeling die je zelf als leek niet kan voeren.” Tuit wijst erop dat ook de gemeenteraad een lekenbestuur is.

Tuit beoordeelt de avond, waarin er open met elkaar over participatie is gesproken, als buitengewoon zinvol. Hij ziet dat er hele groepen in de samenleving niet zo geïnteresseerd zijn in participatie. Werkenden, jonge gezinnen met kinderen hebben het al druk genoeg. Bewonersverenigingen zijn daarom des te belangrijker en dat vraagt ook om goede ondersteuning. Voor de professionele betrokken geeft hij mee: “Kom tijdig bij de mensen en niet met een uitgewerkt plan. Sta open voor input.”

Foto’s: Marsel Loermans