Verstild stadsleven in de Resident
De Resident was het decor van de eerste STADschouw, waarbij we te gast waren bij Hof der Muzen aan het Muzenplein. De Resident is een woon-werkwijk, een gebied dat tussen het centraal station en het stadhuis ligt en vanaf het begin van de jaren negentig werd ontworpen onder leiding van architect Rob Krier.
Tussen de buien door verkenden zo’n vijftig deelnemers dit gebied. Zij werden aangespoord om niet alleen te kijken, maar ook te luisteren, ruiken en voelen hoe het gebied in het dagelijks leven functioneert. De Resident is een ‘afgeronde’ gebiedsontwikkeling, maar hoe functioneert deze in het echt? Zijn de plannen op papier werkelijkheid geworden? Hoe voelt de plek aan en wat maakt het dat deze goed of juist minder prettig voelt?

Samenvatting
Peter Drijver (SCALA architecten) en Richard Koek (landschapsarchitect en expert stedenbouw gemeente Den Haag), beiden nauw betrokken bij de toenmalige ontwikkeling van De Resident, openden de bijeenkomst met een terugblik op het ontstaan van dit stedelijke project. Voor de verkenning begint, worden de ervaringen van Jan Elsinga (bestuur bewonersvereniging Rondom het Plein), Fons Lens (wijkagent kern-winkelgebied en Pleinkwartier) en Ray Kos (eigenaar Hof der Muzen) gedeeld. Na de verkenning reflecteerden deskundige recensenten Annemieke Fontein (landschapsarchitect, gemeente Rotterdam) en Eric van der Kooij (conceptontwikkelaar, BPD) in een live-recensie op het gebied. Daarop reageerden Mirko Buining (programmadirecteur CID gemeente Den Haag) en Richard Koek en volgde een uitgebreid gesprek met de zaal over hun ervaringen.
De middag werd ingeleid door Peter Drijver en Richard Koek. Zij waren als architecten beiden nauw betrokken bij het ontwerp. De menselijke schaal, mix van functies en het groen stonden volgens hen centraal. Het Binnenhof was de inspiratiebron voor de openbare ruimten en binnentuinen.
Uit de verhalen van de ervaringsdeskundigen kwamen diverse punten, waaronder:
- Gevelgroen wordt positief ontvangen door bewoners.
- De VVE’s zouden meer samen kunnen werken om beter in contact te kunnen staan met onder andere de gemeente en wijkagent.
- Er is behoefte aan meer groen aan de kades in plaats van parkeerruimte.
- Meer en robuuster groen kan wateropvang verbeteren en hittestress tegengaan.
- Levendigheid op het plein kan worden vergroot met activiteiten zoals markten of evenementen.
Recensies uit het veld
Halverwege het programma gingen de deelnemers naar buiten om het gebied zelf te verkennen. Bij terugkomst in het café Hof der Muzen deelden Annemieke Fontein (landschapsarchitect bij de gemeente Rotterdam) en Eric van der Kooij (BPD) hun recensies.
Annemieke Fontein stelde de vraag: van wie is de openbare ruimte? ‘Van allemaal,’ antwoordde ze, ‘maar met nuance.’ Ze benadrukte dat sociale binding en actieve betrokkenheid van bewoners een buurt aantrekkelijk maakt. Voor de Resident merkte ze op dat de openbare ruimte schoon en netjes is, maar een beetje saai. Ze zag weinig bewoners in de straten en miste plekken om te ontspannen of te spelen. Ook vond ze de pleinen versteend en sober, en de arcades te anoniem. Haar aanbevelingen zijn onder andere het vergroenen van entrees en pleinen, meer zitgelegenheden, en het creëren van speelruimte en fietsstallingen.
Aanbevelingen:
- Maak de entree vanaf de Turfmarkt meer uitnodigend met groen.
- Benader het Wijnhavenplein als een echt plein, een verblijfsplek meer dan een doorgaansplek voor de tram. Pas de vorm van de logge vierkante plantvakken aan en geef ze randen waarop je kunt zitten. Maak de entree naar het hotel meer uitnodigend.
- Vergroen de trambaan op de Kalvermarkt met een middenberm van gras.
- Geef meer ruimte aan groen, dit kan met minstens 30-40 procent. Creëer (bredere) plantvakken en zitmogelijkheden aan de gevels of in het midden van de straten. Bewoners kunnen plantenpotten en bankjes plaatsen of geveltuintjes maken.
- Onbetaalde zitplekken maakt het beter voor bewoners en bezoekers om te verblijven en de ruimte toe te eigenen. Het maakt de openbare ruimte veiliger.
- Creëer meer spelaanleiding.
- Maak duidelijke plekken voor fietsen.
- Maak de omgeving uitnodigend. Gebruik het gesprek om de overlast op te lossen en maak de ruimte een gebruiksruimte welke kan worden toegeëigend.
Eric van der Kooij, conceptontwikkelaar bij BPD, reflecteerde op de ontwikkeling van De Resident en de lessen die kunnen worden meegenomen naar nieuwe projecten. Hij pleitte voor meer aandacht voor de openbare ruimte als centraal element in stadsontwerpen. De verblijfskwaliteit in De Resident kan nog worden verbeterd, bijvoorbeeld door fietsen in garages te plaatsen. Daarnaast benadrukte hij het belang van slimme woonconcepten, zoals gemeenschappelijke ruimten en een betere overgang tussen privé en openbare ruimte, bijvoorbeeld door de keuken aan de straatzijde te plaatsen.
Aanbevelingen:
- Ruimte voor fietsen in autogarages ontlast de straten.
- Plinten moeten niet altijd commercieel ingevuld worden; woonfuncties kunnen ook levendigheid creëren. Slimme woonplattegronden kunnen de overgang van privé naar openbare ruimte verbeteren.
- Zorg voor gemeenschappelijke collectieve ruimten met aanvullende functies (werkruimte; wasserette). Een hotellobby kan daarin een voorbeeld zijn.
- Maak duidelijker onderscheid wat voor bewoners is en wat de publieke ruimte. Het Clio-plein zou duidelijker als binnentuin voor bewoners moeten worden afgebakend, in plaats van halfopen te zijn voor doorloop.
Vervolgens reflecteerden Mirko Buining en Richard Koek op de schouw en benadrukten dat eerdere discussies nog steeds van invloed zijn op huidige projecten in het CID. Ze pleitten voor meer samenwerking en reflectie op wat wel en niet werkt, met voldoende aandacht voor participatie.
Deelnemers aan het gesprek gaven aan dat er soms onvoldoende wordt gedaan met hun input, maar ook dat het plein meer wordt gebruikt dan nu in de recensies naar voren komt. Bewoners noemden praktische oplossingen zoals duidelijkere fietslocaties, rook- en hangplekken en openbaar sanitair.
Uitgebreid verslag:
Verstild stadsleven in de Resident
Van Babylon tot Nieuwe Kerk
Peter Drijver was als jonge architect betrokken bij het ontstaan van De Resident. Hij schetste een beeld van hoe het gebied er in de jaren ’80 uitzag. Het was de jaren ’60 droom, veel kantoorgebouwen bij elkaar, waaronder het door Lucas & Niemeijer ontworpen Transitorium. De ontwikkeling van De Resident begon in de jaren ‘80 met het doel een levendig gebied te creëren dat een mix van functies zou herbergen. Het plan heette BANK: van Babylon tot Nieuwe Kerk.
In 1988 kwam het initiatief om de ontwikkeling ter hand te nemen, waarvoor Rob Krier tussen 1988 en 1990 het stedenbouwkundig ontwerp maakte. Krier benadrukte de traditie van stadsbouw, waarbij de menselijke schaal en levendigheid voor de voetganger centraal stonden. De ontwikkeling werd aangejaagd door een coalitie van partijen: MAB Projectontwikkeling, ABP-pensioenfonds, de Rijksgebouwendienst en de gemeente Den Haag.
Een van de kernuitdagingen was het ontwikkelen van een plan dat zowel bouwbaar als financieel haalbaar was. Er werd een tweewekelijkse reeks workshops georganiseerd waarbij Krier samenwerkte met vier Nederlandse architecten om het oorspronkelijke ontwerp aan te passen aan Nederlandse verhoudingen. Peter Drijver maakte deel uit van deze groep. In 1992 werd het definitieve besluit genomen om de ontwikkeling door te zetten onder de leiding van ontwikkelaar MAB, waarna het plan werd goedgekeurd door de gemeenteraad zonder bezwaarschriften. Verschillende prominente internationale architecten (Natalini, Pelli, Graves) waren betrokken bij het proces.
Volgens Peter heeft het project in meerdere opzichten voldaan aan de gestelde ambities. De verbinding tussen het Spui en de binnenstad als een ‘ritssluiting.’ De maat en schaal van het gebied hebben een voor die tijd extreem hoge dichtheid en een mix van functies gekregen. Het plan heeft zich bewezen als flexibel en de gebouwen zijn aanpasbaar naar veranderende behoeften.
De designfilosofie achter De Resident legde de nadruk op eenvoud, terughoudendheid, stedelijkheid en vernieuwende design variaties. Er werd gekozen voor edele materialen waar betaalbaar, en anders voor bekende, onopvallende keuzes. Groen speelde een centrale rol in de compensatie voor eventuele zwakke punten in het ontwerp; zoveel mogelijk stedelijk groen werd geïntegreerd om de leefbaarheid te vergroten. Kunst mocht het gebied verrijken, maar hoefde de architectuur niet te overtreffen.

Foto: Uit archief Peter Drijver
Van Binnenhof naar Resident
Richard Koek was destijds samen met Frank Cardinaal als landschapsarchitect medeverantwoordelijk voor het vormgeven van zowel de openbare ruimte als de binnentuinen. Dit project startte in 1994 en werd voltooid in 2001. Negen architecten, twee supervisoren namens de gemeente en andere partijen moesten samenwerken om een narratief te creëren. Om het Haags en samenhangend te maken, werd het Binnenhof gekozen als referentie en zou elke ruimte een-op-een worden ontworpen. In het ontwerp werd gezocht naar patronen en materialen die kenmerkend zijn voor het Binnenhof, zoals het gebruik van natuursteen, klinkers en een herkenbaar lijnenpatroon en kleurpalet. Een Haags plein moet groen zijn. Er kwamen binnentuinen voor bewoners en kantoormedewerkers, met ten minste 1 meter aarde tussen het gras en de daken van de autogarages eronder. Groen had ook een functie: De smalle Muzenstraat bleek een windfuik. De bomen die er zijn geplant, vangen de wind. Anderzijds zijn juist de bomen op het Parnassusplein inmiddels verdwenen.

Door de ogen van de buurt
Hoe gaat het in het gebied nu? We staan stil bij ervaringen uit de buurt en bij enkele toekomstige aandachtspunten voor verdere ontwikkeling van de leefomgeving.
Jan Elsinga, lid van het bestuur bij bewonersorganisatie Rondom het Plein vertelt dat hij bewoners van het Residentgebied gevraagd heeft naar hun ervaringen met de omgeving. Hierbij kwamen zowel positieve als negatieve punten naar voren, evenals enkele discussiepunten over de toekomstige ontwikkeling van het gebied. De bewoners prijzen de architectuur van het gebied. De kleuren zijn mooi en het ontwerp is een oase van rust midden in de drukke binnenstad. Voorheen was het gebied vrij versteend, maar dankzij initiatieven vanuit bewonersorganisaties is er gevelgroen geplaatst in de Caliopestraat. Het Muzenplein is mooier geworden dankzij de plaatsing van plantenbakken. Bewoners zijn hier erg blij mee.
Tijdens warm weer ervaren bewoners het Muzenplein als een hitte-eiland. Het gebied rondom de Fluwelen Burgwal, waar een coffeeshop is gevestigd, zorgt soms voor overlast door hangjongeren en drugsgebruik. Bewoners ervaren dit als een probleem. De verspreiding van fietsen, scooters en soms zelfs geparkeerde auto’s brengen onrust. Er is behoefte aan meer handhaving. En terwijl het gebied rust uitstraalt, komt de Muzenstraat uit op de gracht, welke momenteel weinig aantrekkelijk is. De kades worden vooral gebruikt als parkeerplaats, terwijl er potentie is om deze ruimte beter in te richten met meer groen.
Er is een discussie gaande over het idee om het gebied te verbinden via een doorlooproute van het Koningin Julianaplein naar het Stadhuis. Dit zou de levendigheid van het gebied kunnen vergroten. Echter, niet iedereen is hier voorstander van. Het hangt af van de ontwikkeling van Bellevue, inclusief de aanleg van een brug over de Oost Singelsgracht. Het is nog niet zeker wanneer deze plannen gerealiseerd worden.
Fons Lens, wijkagent kernwinkelgebied en Pleinkwartier, werkte al in het centrum van Den Haag als agent toen de uitvoering van het plan begon. Hij vertelt over de veiligheid in het gebied. Er zijn een aantal terugkerende problemen met overlast. Zoals het wietgebruik door hangjongeren. Dit komt ook door het open karakter van de plek. Fons vertelt dat hij hier contact over heeft met de coffeeshops en dat ze het als team in de gaten houden. Op te lossen is het echter niet. Dat geldt ook voor dak- en thuislozen die hier, net zoals in de rest van de stad, overnachten wegens onvoldoende opvang.
De misdaadcijfers zijn niet hoog als je naar het gebied zelf kijkt, vertelt Fons. ‘Er zit een stuk tussen niet zo veilig voelen en niet veilig zijn.’ Hij benadrukt dat het ook belangrijk is om met dat veiligheidsgevoel aan de slag te gaan, ook juist voor VvE’s en bewonersvereniging. De wijkagenten sluiten altijd graag aan. De Resident is geen groot gebied, maar wel het voornaamste woongedeelte waar Fons mee te maken heeft. In de buurt zijn er immers vooral ministeries en ondernemers. Omdat het lastig communiceren is met zoveel verschillende VvE’s doet de wijkagent een oproep om te verenigen, zodat bewoners hun stem beter kunnen laten horen bij politie en gemeente.

Ray Kos, eigenaar Hof der Muzen, geeft te kennen dat zijn kroeg goed loopt door de werknemers van de ministeries. Toch werd de levendigheid op het plein eerder anders beloofd dan het nu is. Hij zou het waardevol vinden wanneer er het een en ander kan worden georganiseerd, van boekenmarkt tot een optreden met Koningsnacht.
Kijk, hoor, proef, huil en bewonder
Halverwege het programma gaat de groep deelnemers naar buiten om zelf het gebied te verkennen.



Zachte entrees en grote contrasten
Annemieke Fontein, landschapsarchitect bij de gemeente Rotterdam, trapt haar recensie af met de vraag: van wie is de openbare ruimte? ‘Van allemaal,’ vertelt ze, ‘maar met de nodige nuance.’ De Lange Voorhout is een voorbeeld van een mooie openbare ruimte, andere plekken worden voornamelijk functioneel gebruikt of zijn de straten en pleinen echt ‘van de buurt.’ Hier is sociale binding en mensen verzorgen actief de omgeving. Die toe-eigening van de buurt maakt het voor bezoekers aantrekkelijk om hier te komen. Het voelt gastvrij.
Geldt dit ook voor de Resident? Annemieke noemt het typisch Haags: Schoon, netjes én een beetje saai. Een rustig woongebied verrast haar te midden van ‘hoog stedelijke reuring.’ Het gebied heeft een stevige stedenbouwkundige structuur en een afgewogen, gebalanceerd plan. De hoogbouw voelt niet beklemmend en de schaduwwerking en zware wind zijn beperkt.
Annemieke ziet weinig bewoners in de straten van de Resident. Zij beeldt zich daarom in hoe de ruimte voor verschillende gebruikers zou zijn. Het plein is autoloos en ook de fat bikes en bezorgscooters zijn er niet. Als kind is er de hele dag te spelen, maar Annemieke betwijfelt of het hier aantrekkelijk is voor kinderen als er enkel rondjes te steppen zijn. Deelnemende bewoners lichten daarop toe dat kinderen het plein goed benutten en er spelen.
De binnentuinen zijn hoog beplant, maar missen zit-, speel- en rek- en strekruimte. Hoe is dat voor de jonge professional die hier wél volop plekken heeft om lekker buitenshuis wat te eten, maar die met veel thuiswerken ook zo nu en dan in de tuin wil ontspannen of bewegen. Ruimte daarvoor is er nauwelijks. Zitplekken ontbreken in de openbare ruimte, bijvoorbeeld voor de oudere bewoner. Het is fijn dat alles dicht in de buurt is, maar de stilte en anonimiteit van buren doet de beleving niet goed. Er zijn te veel stenen voor de hoeveelheid mensen, terwijl het een gebied kan zijn waar bezoeker en bewoner graag willen zijn.
In de Resident wisselen plintwoningen en enkele (commerciële)voorzieningen elkaar mooi af. De verschillende straten met diagonalen en trappen vormen een mooi contrast ten opzichte van elkaar. De pleinen gaan over van centraal plein, naar plein met boom naar binnentuin. Dat is mooi, maar het is ook onduidelijk wat nu plek of route is. De invulling van de pleinen is erg sober en versteend. Ze zijn mooi, maar niet uitnodigend. Het geeft een harde en defensieve uitstraling en is niet goed voor waterberging en hitte. Ook de arcades zijn lastig. Doordat ze halfopen zijn en schaduw geven, maken ze de ruimte anoniem. Ze zijn van niemand, zijn te smal om toe te eigenen en geven een schuilplek voor ongewenst gedrag. Dat is lastig op te lossen. Positief is de schaalverkleining tussen hoogbouw en straatniveau.
Aanbevelingen:
- Maak de entree vanaf de Turfmarkt meer uitnodigend met groen. Hij is onzichtbaar. De entrees van de Calliopestraat en vanaf de Zwarteweg zijn mooi, al kan de laatste beter aansluiten op de stedelijke structuren in de omgeving. Nu komt deze op ‘niets’ uit.
- Benader het Wijnhavenplein als een echt plein, een verblijfsplek meer dan een doorgaansplek voor de tram. Pas de vorm van de logge vierkante plantvakken aan en geef ze randen waarop je kunt zitten. Maak de entree naar het hotel meer uitnodigend.
- Vergroen de trambaan op de Kalvermarkt met een middenberm van gras.
- Geef meer ruimte aan groen, dit kan met minstens 30-40 procent. De verharde pleinen en vele hekken zijn niet uitnodigend. Creëer (bredere) plantvakken en zitmogelijkheden aan de gevels of in het midden van de straten. Bewoners kunnen plantenpotten en bankjes plaatsen of geveltuintjes maken.
- De drempelzone tussen bebouwing en straat is een belangrijke overgang die de anonimiteit van het gebied kan verminderen. Onbetaalde zitplekken maakt het beter voor bewoners en bezoekers om te verblijven en de ruimte toe te eigenen. Het maakt de openbare ruimte veiliger.
- Creëer meer spelaanleiding.
- Maak twee duidelijke plekken voor fietsen of een fietsgarage in plaats van dat ze overal zwerven.
- Maak de omgeving uitnodigend. Een defensieve en anonieme ruimte waar angst voor ongewenst gebruik vanaf straalt, is geen oplossing. Hangjongeren en zwervers horen bij de stad. Gebruik het gesprek om de overlast op te lossen en maak de ruimte een gebruiksruimte welke kan worden toegeëigend.
Annemieke eindigt haar recensie met een oproep voor samenwerking: ‘Bewoners, gemeente en stakeholders: sla de handen ineen voor de inrichting, het beheer en programmeren van de ruimte. Hoe minder je er kan verblijven, hoe meer anoniem, hoe groter het gevoel van onveiligheid. (…) Meer toe-eigening van de woonomgeving maakt het ook veiliger.’

Kijkje in de keuken
Eric van der Kooij (conceptontwikkelaar, BPD) gaat in zijn reflectie dieper in op welke lessen we uit deze ontwikkeling kunnen meenemen in de projecten waar we nu aan werken. Hij begint zijn presentatie met een schets van hoe het project van De Resident tot stand kwam. Er moest van ‘niets’ ‘iets’ gemaakt gaan worden. Dat ‘iets’ is een plek met een veelzijdig, goed gemixt programma geworden met een combinatie van hoogbouw en diverse functies. Rob Krier wilde de openbare ruimte centraal stellen en de vorm laten bepalen. De ruimtes zijn duidelijk en herkenbaar. Alle architectuur binnen dit project moest zich voegen naar deze publieke ruimte. Dat geeft ziel en identiteit aan de plek. Eric benadrukt dat in veel Nederlandse projecten openbare ruimte vaak als restruimte wordt beschouwd, in plaats van als de centrale focus. Zijn pleidooi is dan ook dat de stadsvorm en de kwaliteit van de openbare ruimte meer leidend kunnen zijn in het hedendaagse stadsontwerp.

Illustratie: Eric van der Kooij (openbare ruimte staat centraal)
De verblijfskwaliteit van het gebied, ondanks de sterke structuur, is volgens Van der Kooij nog niet goed genoeg. Hij suggereert bijvoorbeeld dat fietsen beter in de autogarage kunnen worden geplaatst om de straten te ontlasten. De colonnades zijn momenteel onvoldoende groot om echt bij hogere temperaturen functioneel te zijn. Dat is lastig om te veranderen, maar op andere locaties zou de vergroting ervan het ook tot een plek kunnen maken voor mensen om te zitten en elkaar te ontmoeten.
Daarnaast pleit Eric voor meer aandacht voor de plinten van gebouwen. Er is volgens hem te veel wensdenken rondom de invulling van plinten met programma (anders dan wonen) waarbij alles levendig moet zijn. Een overmatige invulling van de plinten met programma’s die er niet zijn is niet nodig. Er kan ook worden gekeken naar alternatieve invullingen en nieuwe woonconcepten zoals verhogingen ten opzichte van het maaiveld (de hoogte van het straatniveau/grondoppervlak) of gemeenschappelijke collectieve ruimten. De lobby van een hotel is daarin een voorbeeld. Dit zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat het café onder een woontoren kan dienen als gemeenschappelijke ontmoetingsruimte, met aanvullende functies zoals een wasserette of werkruimtes. Dit creëert een gevoel van gemeenschap en maakt de vaak onpersoonlijke trappenhallen en gangen aantrekkelijker, minder anoniem en fijn om te verblijven.

Illustratie, Eric van der Kooij: In de huidige programmering van bouwblokken is de relatie tussen plint en programmering tot het volume niet helder. De Resident leert ons dat bovenbouw en onderbouw architectonisch anders op elkaar aansluiten. De onderste lagen hebben daarin een veel duidelijkere relatie met de straat/openbare ruimte.
Ook benoemt Eric hoe de keuken veel meer een centrale en sociale plek is geworden in veel woningen. Door de keuken aan de straatzijde te plaatsen, worden bewoners gestimuleerd om deel te nemen aan het straatleven, terwijl de woonkamer aan de rustige achterzijde van het gebouw kan liggen. Dan hoeven de gordijnen niet dicht. Een slimme woonplattegrond kan daarmee de overgangsruimte tussen privé buiten verbeteren, wat woningen ook geschikt maakt voor in de plint. Meer groen op straat kan die overgangsruimte ook verbeteren.

Illustratie, Eric van der Kooij: Goede maatvoering van overgangsruimten is onlosmakelijk verbonden met de indeling van de woningplattegrond.
Ook de doorwaadbaarheid van het gebied is een belangrijk onderwerp, vertelt Eric. Hij legt uit dat in veel plannen de eis wordt gesteld dat routes door gebouwen heen moeten lopen om de toegankelijkheid te vergroten. Soms is de bewuste keuze te maken om dit niet te doen, passender. Het Clio-plein is daar een voorbeeld van: het plein zou duidelijker als binnentuin voor bewoners moeten worden afgebakend, in plaats van halfopen te zijn voor doorloop. Dit duidelijkere onderscheid wat voor bewoners is en wat de publieke ruimte, geeft deze plek een grotere toegevoegde waarde.

Illustratie, Eric van der Kooij: Doorwaadbaarheid door blokken zorgt voor een onduidelijke verhouding tussen openbaar-privé en collectieve ruimte.
Wat nu wordt gemaakt, werd vroeger bedacht
Vanuit gemeentelijk perspectief volgen reacties op de recensies. Mirko Buining (programmadirecteur CID gemeente Den Haag) licht eerst toe dat in het CID (Central Innovation District, het gebied tussen en rond station Laan van NOI, Centraal Station en Holland Spoor) de gebiedsontwikkeling van een heel andere schaalgrootte is dan die van de Resident. Maar de schouw en de recensies laten zien dat discussies van tien – twintig jaar terug, invloed hebben op wat er nu wordt gemaakt. Daarom wordt het CID in samenhang gemaakt, in plaats van elk project individueel te beoordelen op kwaliteit.
Er moet altijd samenwerking worden gezocht met partijen die de grondposities hebben. Het is een uitdaging om gezamenlijk over allerlei vragen te moeten buigen. Zoals, hoe geef je ruimte voor transities? Hoe maak je het leefbaar en ook daadwerkelijk maakbaar? Voor die maakbaarheid en beleving is participatie belangrijk, vertelt hij, waarna hij de zaal uitnodigt om mee te denken over de ontwikkelvisies (met daarin ambities voor elk gebied) en de plannen voor de beeldkwaliteit (hoe gaan de ruimtes eruitzien) die nu worden gemaakt.
Richard Koek, ditmaal in zijn rol als expert stedenbouw bij de gemeente Den Haag, sluit zich aan bij Mirko dat reflectie en terugkijken meer ruimte moeten krijgen: ‘We praten te veel over wat we beloven te gaan doen en niet gaat lukken’ in plaats van te kijken naar wat wel en niet werkt. Richard vertelt dat bij de gemeente wel het besef is dat plinten niet altijd gezellig zullen zijn en dat wonen op de begane grond aan de straatzijde ook een kwaliteit is. Er had volgens hem inderdaad meer groen in gekund, al ligt er ook een grens om een plein ook echt een plein te laten blijven. In het CID komen nieuwe pleinen, daarom is het goed terug te kijken tijdens een STADschouw aan wat er nu ruim twintig jaar staat. Er is daarbij veel aandacht voor ontmoetingsplekken, zowel binnen als buiten.
Gesprek met de zaal
Na afloop van de reacties van Mirko Buining en Richard Koek gingen de deelnemers met hen en de recensenten in gesprek.
Diverse bewoners geven aan dat er onvoldoende met hun stem wordt gedaan. De informatie die eerder is gedeeld met de gemeente, blijkt wel te worden verwerkt in de wijkplannen en de stadsdeel-aanpak. In Rotterdam zijn er een soort bemiddelaars in de wijken die tussen de bewoners en gemeente in bewegen. In het CID en in Zuidwest gaan er ook concierge-achtige ruimtes of aanspreekpunten komen. Als het daar goed uitpakt, zou dat ook voor de Resident en andere buurten in de stad interessant kunnen zijn. Ook Jan Elsinga zegt dat de bewonersorganisatie initiatieven graag tegemoet ziet. Mirko voegt toe dat de gemeente met klankbordgroepen werkt om ideeën mee te nemen in toekomstige ontwikkelingen.
Een aantal van de opmerkingen die de bewoners maken over de ruimte, is dat er meer kinderen opgroeien dan soms zichtbaar zijn; Dat er voor sommige problemen ook andere oplossingen zijn, zoals een bordje voor waar de fietsen mogen staan, een aangewezen rook/hangplek maken en een openbaar toilet om te voorkomen dat de ruimte daar nu wild voor wordt gebruikt. De toegankelijkheid voor de brandweer is ook een aandachtspunt, net als problemen met geur- en geluidsoverlast. Ook worden er complimenten gegeven, zoals voor de kronen op de gebouwen die vanaf de grond zichtbaar zijn. Deze blijken uit de speciaal voor de Resident door Rob Krier gemaakte architectonische spelregels voort te komen en de lof is daarmee aan de toenmalige beleidsmakers.
Ook het groen wordt uit het publiek als een aandachtspunt meegegeven. Zo hebben de bomen in de Caliopestraat met grote kronen te weinig ruimte om goed te groeien. Dertig jaar terug was het idee dat de boom de hoogte in moest en niet de breedte. Nu is er stads-breed al meer aandacht voor voldoende en robuust groen om hittestress tegen te gaan en wateropvang te bevorderen.
Van de Resident wordt geleerd, vertelt Richard. Het is inmiddels een beheergebied en geen ontwikkelgebied meer, maar aan het beheer worden wel al veel middelen besteed. Successen en verbeterpunten gaan met elkaar hand in hand en ontwikkelen zich continue door. De vele fietsen is de keerzijde van het succes van de mobiliteitstransitie, maar vraagt ook om meer parkeergelegenheid.
In de schouw bleken de perspectieven op de Resident divers. Toch, vertelt Peter Drijver, zou Rob Krier (1938-2023) zich hebben herkend in zowel de bewoners, gemeente alsook de recensenten. Er is overeenkomst én de verschillende perspectieven op de Resident kunnen naast elkaar bestaan.

Foto’s: Marsel Loermans
Tekeningen: Eric van der Kooij