STADsontwerp: Hoe vinden we de optimale beeldkwaliteit?

themafoto Christian van der Kooy, bijschrift: STADsontwerp (met ambities) Op de achtergrond, in aanbouw, het Gebouw Leyhof van het nieuwbouwplan Proeftuin Erasmusveld bij Den Haag Zuidwest. Op de voorgrond de Vorstelijke Waterwoning van Haags Buiten, waar de was nog van schutting naar regenpijp reikt. Dit moe(s)t één van de meest duurzame woonwijken van Nederland worden. ‘In eerste instantie wilden we dit zelf uitvoeren, maar in de crisistijd is besloten om dit over te laten aan ontwikkelende marktpartijen’, vertelt Gijs Slagmolen, stedenbouwkundige en voorheen projectleider bij de Gemeente Den Haag.

Hoe vinden we de optimale beeldkwaliteit?

column Sanne van Loon

De kwaliteit van onze nieuw te bouwen omgeving wordt bepaald door ambitie, talent en budget. Het aanwezige vakmanschap kan verschillen per project. De wil er iets van te maken zou niet mogen verschillen. Waarom wordt het beschikbare budget niet altijd optimaal ingezet voor de beeldkwaliteit?

Vier zuilen bepalen in het proces de beeldkwaliteit. De ontwikkelaar als initiatiefnemer, de vormgever als bedenker, de bouwer als realisator en de gemeente als toetser. De initiatiefnemer moet verdienen aan een ontwikkeling. Zonder haar lef en durf was er geen project. De bouwer loopt risico’s door relatief kleine marges. Beide hebben grote financiële belangen. De vormgever werkt in opdracht van degenen die verdienen aan het project, maar moet ook de kwaliteit bewaken. De gemeente kan de vormgever daarin steunen, door kwaliteit af te dwingen.  > tekst loopt door onder de foto

‘Geld verdienen’ en ‘marges creëren’ leiden namelijk regelmatig tot gebiedsontwikkelingen met eenzijdig programma, rechte bouwblokken, onevenredig grote volumes, vlakke gesloten gevels, veel repetitie of beperkte bijdrage aan het openbaar gebied. Op architectonische middelen zoals plastiek in de gevel, arbeidsintensieve detaillering of degelijke materialisatie wordt bezuinigd. Dat is pijnlijk en niet nodig.

De kunst is om stedenbouwkundige ingrepen te doen die financieel voldoende opleveren om architectonische kwaliteit van te betalen. Dat kan door ‘verdichten’. Mits verantwoord toegepast. Stedenbouw gaat over maat, schaal, ontsluiting, organisatie, gebruik en de aansluiting van al deze zaken op de omgeving. Dit is bepalend voor de kwaliteit van de stad, maar ook voor de haalbaarheid van projecten. Ondergrondse parkeergarages, ondiepe bouwblokken, inefficiënte ontsluiting of beperking van het volume op een duur aangekocht stuk grond maken bouwwerken duur. Hierop kan gestuurd worden. Hier ligt in potentie een oplossing van het probleem.

Een ander deel van de oplossing ligt in de ontwerpopgave zelf. Bijvoorbeeld de ontsluiting kan vaak slimmer. Kennis over brandveiligheid en vluchten is gek genoeg essentieel om de bruikbare oppervlakten te optimaliseren en daardoor opbrengsten te maximaliseren. Eigenlijk zouden die opbrengsten niet alleen de winst moeten verhogen, maar ook de gewenste beeldkwaliteit.

Waar we wellicht naar toe moeten is een vooraf bepaalde ‘verdiensleutel’ voor ontwikkelaar, aannemer en vormgever die volledig transparant is, iedereen kent en overal gelijk is. Zodat de optimalisatie van de variabelen niet meer een persoonlijk financieel belang dienen. Dan wordt het ontwerp en bouwproces een gezamenlijke inspanning met maar één enkel doel: maximaal bijdragen aan de beeldkwaliteit van de stad.

Sanne van Loon is architect / partner bij Van Wilsum Van Loon Architectuur & Stedenbouw.

> tekst loopt door onder de foto

Ambitie waarmaken

In het speelveld tussen beeldkwaliteit, het optimale bouwvolume en winst maken zou de gemeente meer regie moeten pakken en met andere betrokkenen de creativiteit benutten die er is om stedenbouwkundige ingrepen te doen die financieel voldoende opleveren om architectonische kwaliteit te leveren. En biedt gezamenlijk volledige transparantie over proces en verdienmodellen. Een flinke uitdaging naar aanleiding van de column die Sanne van Loon uitsprak op het STADgesprek Op zoek naar idealen voor Den Haag.

– Maak ambities bij de start duidelijk en houd daaraan vast. Voorspelbaarheid is belangrijk

– Zorg voor meer transparantie in het verdienmodel bij het ontwikkelen, zodat er niet bezuinigd hoeft te worden op de kwaliteit.

– Er is een grote rol voor de gemeente om bij de start van een project de belangen, risico’s en ambities helder in beeld te brengen.

– Liever een beperkt aantal duidelijke ambities die waargemaakt worden, dan veel ambities die verwateren.

> tekst loopt door onder de foto

bloemlezing ideeënkaartjes:

  • Maak nieuwe stads- / structuurvisie waarin kwaliteit en leefbaarheid beter vastgelegd zijn.
  • Wijken beter verbinden door bv bruggen of gebouwen te openen waardoor kansen en stedelijke functies voor iedereen beter bereikbaar zijn.
  • Grachten weer openmaken in het centrum, maar breng ook het water terug in bv Waldeck Pyrmontkade
  • Zorg voor stille plekken in de stad (bv door gebouwen als geluidswal)
  • Reserveer ruimte voor experiment in wijken. Leg daar bv een aantal vierkante meters voor vast bij ontwikkelingen.
  • Ontwikkel visie op resilience stad voor komende 5 jaar.
  • Zorg voor menging vrije sector / sociaal in alle wijken.
  • Zet in op één beeldmerk voor de stad en draag dat uit.
  • Stel stadsstedenbouwer aan met lef en visie en wacht niet op de politiek.
  • Vraag commitment van huiseigenaren op onderhoud en omgeving
  • Zet in op groene karakter van stad aan zee: klimaatadaptief, biodivers, gezond
  • Denk niet teveel in verdienmodellen, maar verbeeld de visie op de stad om beeldkwaliteit aan te scherpen
  • Drie bouwlagen is aan de lage kant, dat kan op plekken best hoger.

Het STADgesprek Idealen voor Den Haag vond plaats in Maakhaven op 23 september 2021. Met Josse de Voogd (onderzoeker op het raakvlak van ruimte, politiek en samenleving), Sanne van Loon (Van Wilsum en van Loon architecten), Maarten Hajer (hoogleraar Urban Futures, Universiteit Utrecht), Ellen van Bueren (hoogleraar Urban Development Management TU Delft) en Christian van der Kooy (fotograaf).

foto’s bij tekst: Maurits van Hout