Ontwerpen aan ruimte voor ontmoetingen

De Haagse architect Leon Thier creëert binnen zijn ontwerpen ruimte voor ontmoetingen. Deze ‘argeloze’ ruimtes zijn plekken die uitnodigen tot waardevolle interactie. Op de Boekpresentatie van Ontwerpen aan ontmoetingen: De architectuur van Leon Thier en tijdens het voorafgaande STADgesprek gingen we in gesprek over het blijvend mogelijk maken van ontmoetingen in de openbare ruimte. Hoe geef je in de stad meer ruimte aan ontmoetingen? Ervaringen en tips kwamen naar voren: zorg voor meer ontmoetingsruimte in nieuwe gebouwen, maak beter gebruik van de bestaande ruimtes in de stad en betrek de gebruikers tijdig in het ontwerpproces.

Leeswijzer: Het uitgebreide verslag volgt onder de ‘conclusies en aanbevelingen’.

Conclusies en aanbevelingen

  • Geef in een gebouwprogramma meer ruimte aan onbenoemde tussenruimte. Een programma van eisen voor een gebouw omvat gemiddeld 33% niet functionele ruimte. Daarvan bestaat 10% uit de gebouwconstructie en installaties. Ongeveer 20% is voor ontsluiting en bevat de onbenoemde tussenruimte. Maak het percentage onbenoemde tussenruimte groter zodat er meer plek is waar mensen elkaar kunnen ontmoeten.
  • De kleinere woning vraagt om meer ruimte voor ontmoeten en verblijf buiten de eigen woning. Faciliteer deze “third places” ook binnen een gebouwontwerp. Denk daarbij aan ruimte op begane grondniveau of op verdiepingen van woontorens voor werkplekken, spel- en ontmoetingsruimte.
  • Denk na over de beschikbare ruimte in de stad en hoe deze kan worden ingezet voor verschillende gebruikersgroepen. Organiseer ontmoetingen op het juiste schaalniveau dat aansluit bij de gebruikersgroep. Een buurtkamer of wijkbibliotheek is vaak toegankelijker voor bewoners dan het stadhuis. Besteed aandacht aan programmeren en denk na over het toevoegen van functies aan de beschikbare ruimte in de stad die aansluiten bij de verschillende gebruikersgroepen. Ook het verruimen van openingstijden in openbare gebouwen kan ervoor zorgen dat de beschikbare ruimte in de stad gaat functioneren als ontmoetingsplek.
  • Stel de ontmoeting met opdrachtgevers en gebruikers centraal in het ontwerpproces. Besteed tijdig in het ontwerpproces aandacht aan de mensen die het gebouw gaan gebruiken. Ga met hen in gesprek en denk samen kritisch na over de uitgangspunten en uitdagingen van elke opgave. Denk na over de diversiteit aan behoeften van gebruikers in plaats van optimaal functioneel te ontwerpen.
  • Creëer nieuwe typen plekken voor ontmoeting. Denk na over ruimte voor ontmoeten binnen mobiliteitshubs en hoogbouw.
  • Zorg bij nieuwbouw voor de juiste programmering waarbij de behoefte van de toekomstige gebruiker aansluit op het programma. In nieuwbouw is het van belang om gedurende de ontwikkelfase en na oplevering de toekomstige gebruiker te betrekken bij het programma. Zorg voor eigenaarschap zodat bijvoorbeeld een daktuin wordt gebruikt zoals deze bestemd is.
  • Bied in de stad ook gelegenheid waar mensen elkaar juist kunnen vermijden. Er is ook behoefte om drukte en aanwezigheid van mensen juist te vermijden.
  • De digitale ontwikkeling brengt individualisering met zich mee. Het daaruit volgende verbod op mobiele telefoons in scholen heeft tot gevolg dat leerlingen meer tijd besteden aan spelen. Houd rekening met verandering in gebruik en faciliteer deze spelruimte in een gebouwontwerp.
  • Zorg voor een blijvende investering in de sociale component en leg niet enkel de focus op fysiek zodat iedereen prettig kan leven in de stad.

In samenwerking met nai010 uitgevers organiseerde Platform STAD op 28 november 2024 de Boekpresentatie van Ontwerpen aan ontmoetingen: De architectuur van Leon Thier. Marcel Witvoet van nai010uitgevers trapte de bijeenkomst af door iedereen welkom te heten en gaf een korte introductie op de publicatie. Aansluitend ging Bram Heijkers (Platform STAD) in gesprek met architect Leon Thier over zijn visie en werk. Vervolgens gingen we in het STADgesprek met een panel bestaande uit Bart Snijders (directeur ontwikkeling Stebru), Jet Bussemaker (voorzitter Raad voor Volksgezondheid & Samenleving), Renate A. de Vries (rector/bestuurder Stedelijk Gymnasium Leiden) en Richard Koek (expert stedenbouw gemeente Den Haag) in gesprek over het blijvend mogelijk maken van ontmoetingen in de openbare ruimte. Ten slotte namen Jet Bussemaker en wethouder Robert van Asten een eerste exemplaar in ontvangst.

Ontmoeten in de argeloze ruimte – de visie van Leon Thier

Architectuur die ruimte biedt aan ontmoetingen. Het oeuvre van architect Leon Thier kenmerkt zich door deze kwaliteit: ruimte bieden aan de ‘argeloze ontmoeting’. In de nieuwe publicatie Ontwerpen aan ontmoetingen: De architectuur van Leon Thieronderzoeken auteurs Theo van Oeffelt en Dolf Broekhuizen het werk van Thier.

De feestelijke boekpresentatie van ‘Ontwerpen aan ontmoetingen’ en het STADgesprek vonden plaats op de traptribune van de Campus Den Haag van de Leidse universiteit. Dit is naar interieurontwerp van Studio Leon Thier. In deze argeloze ruimte gonst het van de verschillende activiteiten: een borrel in de naastgelegen bar, een doorlopende stroom aan studenten die de ruimte bevolkt en het STADgesprek vonden gelijktijdig plaats.

In gesprek met Leon Thier deelt hij zijn visie over ontmoeten: “Ont-moeten is niet moeten. Het is toe-vallig tegen-komen. Het valt je toe. Ontmoeten is argeloos. Het moet niet maar het kan.” In zijn werk draait het om dit principe. Niet alleen in de fysieke verschijningsvorm van zijn ontwerpen zoekt Thier naar ruimte voor ontmoetingen. Ook tijdens het ontwerpproces zoekt hij de ruimte op om opdrachtgevers en gebruikers tijdig te ontmoeten en zodoende te betrekken bij het ontwerpproces.

Dat betekent kijken voorbij het Programma van Eisen en vanuit het gesprek met bijvoorbeeld docenten en leerlingen waarde creëren. Het TRIAS VMBO in Krommenie is een van de voorbeelden waar samen met de opdrachtgever en gebruikers kritisch is nagedacht over de uitgangspunten van de opgave. De school heeft met 1800 veel leerlingen. Hoe kun je dan goed contact met de leerlingen onderhouden? In gesprek met de opdrachtgever en docenten bedacht Leon met co-architect Johan Blokland daarom het klassenhuis: een ruimte met vier klassen, waarbinnen de docenten ook hun eigen werkplek hebben. De klassenhuizen zijn per leeftijdsgroep geschakeld. “Deze schaalverkleining maakt het mogelijk dat docenten en leerlingen elkaar bij naam kennen en per klassenhuis een soort familie vormen”, legt Leon uit.

Functionalisme versus de onbenoemde tussenruimte

Het centraal stellen van de diversiteit aan behoeften van gebruikers in plaats van louter optimaal functioneel ontwerpen ligt ten grondslag aan de ontwerpmethodiek van Leon Thier. Hij herinnert zich de invloed van het Functionalisme op het architectuurdebat aan het begin van zijn studietijd in de jaren zeventig. “Dit ging uit van optimalisering en scheiding van functies, als reactie op verstopte steden. Het resultaat was een doelmatige architectuur, met nauwelijks ruimte voor onbenoemde tussenruimte. De gebouwde omgeving had weinig of geen plek voor ontmoeting”, aldus Leon. Het architectuurdebat kende voor- en tegenstanders van het Functionalisme. Leon schaarde zich tot de laatste groep, waaronder architect Jan Gehl die pleitte voor meer aandacht voor tussenruimtes.

Een Programma van Eisen is meestal functioneel bepaald, constateert Leon. “Tussen het bruto- en netto-oppervlak van een gebouw zit een factor 1,5. Oftewel 66% is netto functionele ruimte en de overige 33% bestaat uit niet functioneel bepaalde ruimte. De constructie van een gebouw neemt 10% in beslag. Er blijft dus maar circa 20% over voor ontsluiting en tussenruimte. Dit is best weinig. Zou dat niet meer mogen zijn?” Juist tussenruimtes in gebouwen zijn ideaal voor informele ontmoetingen. Focus in de bouwopgave niet alleen op kwantiteit. Maak ontwerpen voor het leven van bewoners, zodat spontane ontmoetingen ook mogelijk zijn.


Pleidooi voor de argeloze ruimte – wat is er nodig?

In een tijd waarin eenzaamheid hardnekkig blijkt te zijn en polarisatie steeds vaker de boventoon voert, hoopt Leon Thier zijn pleidooi voor de argeloze ruimte waarin de ongedwongen ontmoeting een plek kan vinden kracht bij te zetten. Over deze oproep gingen we in gesprek met een breed samengesteld panel. Wat hebben verschillende partijen van elkaar nodig om in een publieke ruimte van een gebouw of de omgeving het ontmoeten blijvend mogelijk te maken? We praatten erover met Bart Snijders (directeur ontwikkeling Stebru), Jet Bussemaker (voorzitter Raad voor Volksgezondheid & Samenleving), Renate A. de Vries (rector/bestuurder Stedelijk Gymnasium Leiden) en Richard Koek (expert stedenbouw gemeente Den Haag). In het gesprek wordt ingegaan op hoe schaalniveau en toekomstige ontwikkelingen hun weerklank hebben op ontwerpen aan ontmoetingen en de argeloze ruimte.

De juiste schaal

Op welk schaalniveau zien de diverse panelleden vanuit hun verschillende achtergronden voor de komende vijf jaar de meest urgente opgave rondom het ontwerpen aan ontmoetingen? Schaalniveau en type gebruikersgroep bepalen volgens Jet Bussemaker hoe er om kan worden gegaan met ontwerpen voor ontmoetingen. “De traptribune van de Campus Den Haag functioneert prettig als ruimte in het gebouw”, merkt zij op. Vanuit haar functie als hoogleraar kent zij het gebouw goed als werkplek. Op buurt- of wijkniveau wil je meer duurzaamheid en minder argeloze ruimte. Op deze schaal werkt het beter om de ontmoeting tussen bewoners te faciliteren op bestaande plekken, zoals scholen of een wijkbibliotheek. Denk dus goed na over hergebruik en beter benutten van bestaande gebouwen. Ontwerpen aan ontmoetingen is niet alleen een fysieke opgave maar vraagt ook om investering in de sociale component.

Renate A. de Vries was directeur van de Lorentzschool in Leiden, een grote basisschool van 900 tot 1000 kinderen, toen zij Leon voor het eerst ontmoette. In de samenwerking tussen Renate als opdrachtgever en Leon (met co-architect Sechmet Bötger) als architect werd nagedacht over de variatie in leeftijd binnen de doelgroep: van kleuter tot groep 8-leerling. Een klein kind moet zich veilig kunnen voelen en oudere leerlingen hebben juist meer bewegingsruimte nodig. Vanuit de waardevolle samenwerking tussen opdrachtgever en architect ontstond een gebouw met aandacht voor de behoefte van alle kinderen (klein en groot) en ruimte voor ontmoetingen op een passend schaalniveau.

Verbinding, ontmoetingen en eigenaarschap

Directeur ontwikkeling Stebru, Bart Snijders, begon tien jaar geleden op de Binckhorst. Hij leerde toen dat Den Haag uit verschillende “dorpjes” bestaat, verbonden door een structuur van wegen. De uitdaging die hij in Den Haag voor zich zag, was werken aan verbinding en ontmoetingen tussen bewoners. Inmiddels heeft hij veel geleerd van de gebouwontwikkeling waaraan hij in de loop der tijd heeft gewerkt. Als voorbeeld noemt hij De Groene Kaap in Rotterdam. Het project bestaat uit 450 nieuwbouwwoningen met een dakpark aan de Maas. Het dakpark was bedacht als openbaar gebied. Maar er werd snel na de oplevering een poort geplaatst om ongewenste gedrag buiten te houden. Bart trekt de conclusie dat de eerste stap niet goed is gegaan. “De eerste maanden was het belangrijk geweest dat wij veel meer betrokken bleven met de mensen. En niet zoals op de ouderwetse manier: opleveren en door.” Oftewel: zorg voor eigenaarschap door bewoners en woningcorporaties te betrekken in het bouwproces en na oplevering. Zij hebben veel kennis van een buurt of wijk die eraan bijdraagt dat een ruimte zoals een daktuin daadwerkelijk wordt gebruikt zoals bedoeld: een plek voor ontmoetingen.

“Stedelijke ontwikkeling gaat vooral om mensen”, legt Richard Koek uit. Als expert stedenbouw van de gemeente Den Haag ziet hij dat de stad een eigenaardige structuur van wijken met een eigen karakter heeft. Vroeger was Den Haag homogener, behalve dan de eeuwenoude verschillen tussen zand en veen. De in 2025 vast te stellen omgevingsvisie beschrijft het bewustzijn dat Den Haag een verzameling is van buurten die elkaar versterken. De omgevingsvisie biedt hiermee tegenwicht aan het negatieve beeld van een gesegregeerde stad. De openbare ruimte is in de stad van iedereen en vanuit de gemeente wordt gestuurd op de kwaliteit. Richard voegt toe aan het gesprek dat het ook van belang is om gelegenheid te bieden in de openbare ruimte waar mensen elkaar juist niet hoeven te ontmoeten. Denk aan het strand dat de kwaliteit heeft dat mensen elkaar juist kunnen vermijden door de leegte en rust op te zoeken.

Third places

Er is de laatste tien jaar veel gesproken over “third places”. Dit zijn locaties waar sociale interactie plaats kan vinden buiten het domein van de private woning: in feite ruimte voor ontmoetingen. Zowel Bart als Richard zien binnen hun vakgebied dat deze plekken van steeds grotere betekenis zijn in de stad. Vergrijzing, eenzaamheid, verdichting en kleinere woningen vragen om publieke ruimte voor ontmoeting binnen de stad. Jet merkt op dat daarbij goed moet worden gekeken naar de doelgroep en dat het beter is om de ontmoeting te organiseren in bestaande gebouwen. Ze haalt Zuid57 met theater Dakota in het stadsdeel Escamp aan als een succesvol voorbeeld van hergebruik waarin bestaande ruimte is ingezet voor samenkomst tussen verschillende bevolkingsgroepen.

Ook scholen en bibliotheken kunnen goed functioneren als third places. Richard vertelt dat in Den Haag al op een aantal plekken een verruiming van de openingstijden is geregeld. Bibliotheken zouden langer open moeten zijn, van zeven in de ochtend tot tien ’s avonds. Hij merkt verder op dat het erg belangrijk is om goed te programmeren. Een nieuw buurthuis werkt alleen dan goed. Dit geldt zeker voor de nieuwe ontwikkelingsgebieden rond het Haagse centrum, Zuidwest en de Binckhorst.

De juiste programmering om een gebouw succesvol te maken hangt voor Renate samen met het daadwerkelijk betrekken van de gebruikers in het gebouwontwerp in een vroeg stadium. Zij stelt: “Laat de gebruiker ook aan tafel zitten en meepraten, daar komen de beste ontwerpkeuzes van.” Een praktische suggestie van een kleuterjuf op de Lorentzschool werd meegenomen door Leon als architect. “Daar heeft de school tot op de dag van vandaag plezier van”, vertelt Renate.

Volgens Jet wordt er vaak met de beste bedoelingen gedacht te weten wat er gebouwd moet worden. Zij ziet twee essentiële stappen: creatief nadenken en met de potentiële gebruiker praten. Vanuit de kennis wat de gebruiker nodig heeft in een veilige omgeving kunnen er nieuwe duurzame ideeën ontstaan.

Gemeenschappen bouwen

Richard ziet zijn vakgebied veranderen. Hij vindt het belangrijk om blijvend het gesprek te voeren met elkaar. Er is decennialang vergeten te werken aan gemeenschappen in de stedenbouw. Nu is er participatie op het gebied van stadmaken en de buurt wordt meegenomen in de ontwikkeling van stedelijke vernieuwing. De toekomstige bewoners worden echter laat meegenomen in het proces. Mensen kennen elkaar nog niet en zijn nog niet verbonden met elkaar als gemeenschap. “We bedenken nog te vaak pas als het gebouw klaar is wie er gaan wonen. Misschien voor alles klaar is al tijdelijke ruimtes creëren om de ontmoeting tussen mensen die in de toekomst buren worden te faciliteren?”, oppert Richard. Op het gebied van hoogbouw valt er ook na te denken over (publieke) ruimte voor ontmoeten. Niet elke verdieping van een woontoren hoeft hetzelfde te worden ontworpen. Ontmoetingsruimte voor een woongroep over een aantal verdiepingen kan ertoe bijdragen dat er gebouwd wordt aan gemeenschappen. Vanuit stedenbouwkundigen is nog veel de neiging om input op te halen en dan zelf te gaan ontwerpen. Maar Richard ziet dat het ontwerpvak steeds meer in beweging is naar een vorm van samen met bewoners ontwerpen.

Vanuit zijn expertise als ontwikkelaar ziet Bart veel potentieel in het creëren van ruimte voor ontmoeting en gemeenschap. Hij merkt op dat daar behoefte aan is. Er is veel aandacht voor het woonontwerp maar zodra mensen de deur uitgaan komen ze in een verkeersruimte terecht. Daar is ruimte om te ontmoeten. En het is interessant om te kijken hoe aan deze ruimte meer waarde kan worden gegeven.

Verandering in gebruik

Wat is nodig om ontmoetingsruimten zo robuust en flexibel te maken dat ze hun functie kunnen blijven vervullen ondanks veranderend gebruik door de jaren heen? Renate zag in haar werk als rector/bestuurder van het Stedelijk Gymnasium Leiden dat leerlingen steeds meer naar binnen keerden door het gebruik van mobiele telefoons met oortjes. De ontwikkeling van de smartphone heeft een effect op het gebruik van de publieke ruimte. Zij verwelkomt het verbod op mobiele telefoons op scholen. “Het leuke is dat er nog nooit zoveel spellen werden gespeeld. Er is een schaakclub en er worden weer kaartspellen gespeeld in de pauzes”, ziet Renate in de dagelijkse praktijk gebeuren. De argeloze ruimte beweegt als vanzelf mee met deze dynamiek.

Volgens Bart is het ook belangrijk om te omarmen wat de jeugd wil doen. Hij ziet dat er behoefte is aan de onlinewereld die ruimte en verbinding biedt. Tegelijkertijd zijn studenten steeds meer bereid om samen dingen te doen. Een gebouw met kleine woon-units heeft misschien wel extra ruimte voor allerlei toegevoegde functies waar naar muziek kan worden geluisterd of samen fitnessen. Jet begrijpt dat het soms nodig is om heel directief te zijn in het verbieden van de smartphone. Tegelijkertijd ziet zij ook dat de digitale omgeving ruimte biedt aan sociaal ontmoeten. De digitale ontwikkeling brengt dus niet alleen individualisering met zich mee maar schept ook nieuwe mogelijkheden om te ontmoeten. De onlinewereld als virtuele ruimte om te ontmoeten kan ook een middel zijn tegen vereenzaming. Jet moedigt daarom aan goed na te denken over de fluïde grens tussen fysiek en digitaal. “Blijf op die grenzen verwonderen en vervolgens samenwerken. Er is nog heel veel mogelijk op het gebied van ontmoetingen. En zorg voor een blijvende investering in de sociale component. Leg niet enkel de focus op fysiek zodat iedereen prettig kan leven in de stad.”

 

 

Foto’s: Sicco van Grieken