Meer én beter groen in onze groeiende metropool aan zee

Den Haag wil zich verder ontwikkelen als ‘groene metropool aan zee’ zoals beschreven in de Haagse (concept) Omgevingsvisie 2050. Hoe staat die opgave in relatie tot de grote verdichting van de stad? En hoe kunnen alle vormen van groen, van belevings- tot gebruiksgroen tot natuur, hierin een plek vinden? In het STADgesprek ‘Meer én beter groen in onze groeiende metropool aan zee’ stonden deze vragen centraal.

Er komt steeds meer aandacht voor groen als sturende basis voor stedelijke gebiedsontwikkeling. Ambities vanuit diverse gemeentelijke diensten wordt met de nieuwe Omgevingsvisie naast elkaar gelegd, waarbij het behoud van biodiversiteit steeds meer aandacht krijgt. De betrokkenheid van particulieren bij initiatieven rondom vergroening en stadslandbouw neemt toe. En bouwende partijen voeren meer onderzoek uit naar groenprojecten en worden actiever en zorgvuldiger  in het vergroenen van ontwikkelprojecten. Tegelijk roept het onderwerp emoties op en blijft de discussie over groen in de stad zich voortzetten, bijvoorbeeld over de hoeveelheid kwalitatief en kwantitatief groen in een verdichtende stad, de toegankelijkheid van groen, de zonering van verschillende typen groen en de invloed van individuele particulieren in hun eigen tuin; zij kunnen in feite doen wat ze willen.

Leeswijzer: Het uitgebreide verslag volgt onder de ‘conclusies en aanbevelingen’.

De belangrijkste conclusies voortkomend uit dit STADgesprek zijn

  • De biodiversiteit van de bodem en natuurlijke ecosystemen vormen steeds meer leidende begrippen bij het werken aan stedelijke ontwikkeling. Daarbij zijn een drietal nuanceringen van belang:
    • Er zit een bandbreedte aan de manier waarop er over het belang van biodiversiteit en klimaatadaptatie wordt gedacht, waarbij bouwbedrijven zoals Heijmans aan de ene kant van het spectrum (groen is één van de doelen) staan en initiatieven zoals Ons Eten Den Haag aan de andere kant (groen is een primaire levensbehoefte).
    • Partijen zoals de gemeente, Heijmans en Staedion hebben veel aandacht voor de vergroening van nieuwe stedelijke ontwikkelingen, vanuit eigen motivatie , regelgeving en (prestatie)afspraken. Ook bij maatschappelijke organisaties of bijvoorbeeld volkstuincomplexen is er vanuit die motieven aandacht voor groen, waarbij er soms wel actief op moet worden gestuurd. Bij privébezit is het veel lastiger om eisen aan eigenaren te stellen aan vergroening.
    • Er zit een verschil in de vergroening van nieuwbouwprojecten en dat van reeds bestaande gebouwen. Bij grootschalige gebiedsontwikkeling komt er door regelgeving en monitoring steeds meer groen, terwijl de vergroening in reeds bestaande buurten en wijken complexer en moeizamer is. Daar zal je harder samen moeten werken om er uit te komen.
  • Betrek meer baathouders bij stedelijke vergroening dan enkel de inwoners van de stad en de gemeente. Omdat de vergroening van de stad een positieve impact heeft op de gezondheid en het geluksgevoel van haar inwoners, wordt ervoor gepleit om ook andere baathouders zoals zorgverzekeraars actiever bij ontwerp en beheer van het groen in de stad te betrekken. Dit geldt met name voor de lange termijn financiering.
  • In de stad bevindt zich meer biodiversiteit dan we geneigd zijn te denken. Vergeleken met de natuur in het omliggende land is er veel natuur in de stad. En de biodiversiteit van stadsnatuur neemt meer toe.
  • Recreatie en natuurwaarden blijven ook in de nabije toekomst op gespannen voet staan. Soms is het nodig om gebieden van ‘diepgroene’ natuur, zoals de Natura 2000-gebieden, af te sluiten om de natuur de volledige ruimte te gunnen. Dit gaat vaak ten koste van recreatiemogelijkheden, waardoor burgers het er soms niet mee eens zijn. Dit blijft ook in de toekomst, mede door de verdere verdichting van de stad, een dilemma: Natura 2000-gebieden moeten voor menselijke recreatie toegankelijk blijven, maar tegelijk hun natuurwaarden behouden.
  • Het is noodzakelijk om bij stedelijke verduurzaming het totaalplaatje niet uit het oog te verliezen. Bij sommige veelvoorkomende groenprojecten, zoals het aanleggen van daktuinen, is het nodig om de gehele duurzaamheidswaarde van het project mee te nemen. Voor daktuinen geldt immers dat ze dan wel een groene impuls aan de stad geven, maar tegelijk door het gebruikte beton een hoge C02-uitstoot bezitten. De afwegingen moeten dus zowel op macroniveau (de ecologie) als microniveau (de mobiliteit) gemaakt worden.
  • Er komen steeds meer data en inzichten over hoe vergroening in de stad optimaal kan worden ondersteund. Heijmans doet bijvoorbeeld veel onderzoek en werkt steeds nauwer samen met de Wageningen Universiteit en Naturalis. En de gemeente brengt de komende jaren potentiële groenlocaties inclusief randvoorwaarden (kabels, schaduw) voor veel stadswijken in beeld. Hiermee kunnen initiatieven veel gerichter worden ontplooid.

In dit verslag blikken we terug op het STADgesprek waarin we duidelijkheid krijgen over de kansen en uitdagingen van Den Haag als ‘groene metropool aan zee’, zoals staat omschreven in de (concept) Omgevingsvisie 2050. De voordelen van een groener Den Haag zijn divers: het maakt de stad duurzamer en klimaatbestendig (o.a. waterberging, verkoeling en een luchtzuiverende werking), het bevordert de biodiversiteit én verhoogt het welzijn, geluksgevoel en de gezondheid van haar inwoners. Daarnaast creëert een goed ontworpen buurtgroen een gevoel van sociale veiligheid en leidt het tot ontmoetingen.

In het STADgesprek en dit bijbehorende verslag wordt er grof onderscheid gemaakt tussen drie verschillende soorten groen: kijkgroen (bijvoorbeeld perken en groenstroken), gebruiksgroen (bijvoorbeeld parken, voedselbossen en sportvelden) en natuurlijk groen (natuurgebieden waar biodiversiteit de ruimte krijgt).

Omdat het bevorderen van groen in de stedelijke omgeving verder gaat dan de reikwijdte van de gemeente, komen er in dit STADgesprek drie andere (vertegenwoordigers van) belangrijke partijen aan het woord: de woningcorporaties, particuliere initiatieven en bouwende partijen. Op welke manier kijken zij naar het vermeerderen en verbeteren van groen in een alsmaar verdichtend Den Haag? We doen daarbij inzichten op uit een panelgesprek met Harwil de Jonge (directeur Duurzaamheid bij Heijmans), Liane Lankreijer (Ons Eten Den Haag, Haagse Voedselraad), Marieke Stam (directeur Wonen en Samenleven bij Staedion) en Wim Duijs (afdelingshoofd Stadsbeheer, Buitenruimte en Groen bij de gemeente Den Haag).

Wim Duijs (gemeente Den Haag): Een uitleg bij de Haagse omgevingsvisie 2050

Hoe gaat de gemeente om met het (toekomstige) groen in de stad? In de (concept) Omgevingsvisie 2050 liggen er volgens Wim in ieder geval genoeg kansen om de stad de komende periode te vergroenen. Ook in de Stedelijke Groene Hoofdstructuur 2024 (SGH), waarin ook het reeds bestaande groen in de stad in kaart is gebracht, gaat de gemeente uit van het versterken van de biodiversiteit en het bevorderen van de ecosystemen. Deze doelen zijn óók opgenomen in verschillende gemeentelijke nota’s die over Haags groen gaan (die dan vaak voor 2030 worden gesteld).

“Om de stad te vergroenen”, legt Wim uit, “is het goed om stil te staan bij de vraag op welke plekken we de meeste waarde kunnen toevoegen.” Daarbij kijkt de gemeente naar vier verschillende schaalniveaus:

  • Het landschap rond de stad

Dit schaalniveau wordt gevormd door de grote landschappen rondom de stad, zoals de polders, de duinen bij Scheveningen en het Natura 2000-gebied. In deze gebieden staan de natuur en de biodiversiteit bovenaan. Veel met betrekking tot dit schaalniveau gebeurt dan ook in overleg met de provincie Zuid-Holland. 

  • De groengebieden en lange lijnen

Dit schaalniveau bestaat uit kleinere groengebieden, zoals parken, het Scheveningse bos – plekken waar je goed kan struinen en waar het maken van verbindingen veelal het doel is. Op dit niveau ontstaat met verdichting problemen wanneer de ruimte die soms langs wegen en lanen (ook lange Haagse lijnen) gemaakt moet worden voor (grote) bomen, concurreren met de bestaande en nieuwe ondergrondse elektriciteitskabels. Daarnaast wordt het in grote parken, zoals Zuiderpark, steeds drukker tijdens evenementen. Menselijke drukte heeft vaak een negatieve impact op het groene karakter van een plek.

  • Het wijk- en buurtgroen

Het wijk- en buurtgroen wordt gevormd door bijvoorbeeld kleine groenperken in woonwijken. Wim laat zien dat er op veel plekken in Den Haag dergelijk groen in ontwikkeling is door de gemeente. Dat kan op veel verschillende manieren gedaan worden, zoals het aanleggen van grasmatten (Slachthuisplein) en het verwijderen van een kavel om een park te vergroenen (Puntpark Laak). Hierbij hoort de ‘3-30-300-regel’, die pleit voor veel bomen in de stad: iedereen moet vanuit zijn woning minimaal drie bomen kunnen zien (3), er moet een minimale boomkroonbedekking zijn van dertig procent (30) en iedereen zou op driehonderd meter wandelafstand van een groene plek moeten zijn (300).

  • Het groen en blauw op de kavel

Dit schaalniveau gaat over het groen op straat en in privésfeer. In de stad zijn er veel verschillende acties en burgerinitiatieven, zoals het planten van bomen, het wippen van betonnen tegels (Operatie Steenbreek) en het aanleggen van daktuinen. Bij dit soort duurzaamheidsprojecten probeert de gemeente met de bewoners mee te denken.

Harwil de Jonge (Heijmans): hoe gaat Heijmans om met het groen in de stad?

Voor Heijmans wordt natuurinclusief bouwen langzamerhand het nieuwe normaal. Het bedrijf wordt daarin gedreven door enerzijds de ecologische noodzaak en anderzijds de wet- en regelgeving rondom groene stedelijke ontwikkeling. “De aarde warmt steeds sneller op, steden kampen meer met hittestress, er is een toename aan luchtvervuiling. Ook verliest de stad langzaam haar biodiversiteit en neemt de eenzaamheid onder haar inwoners toe”, legt Harwil uit. Tegelijk is Heijmans een beursgenoteerd bedrijf dat onder andere te maken heeft met de (nieuwe) wet- en regelgeving uit Europa omtrent biodiversiteit (CSRD/Taxonomie) die vanuit de landelijke overheid richting moet geven aan klimaatadaptief bouwen. In de praktijk betekent dit dat Heijmans, net als de gemeente Den Haag, verschillende doelstellingen heeft geformuleerd over het meenemen van groen in hun bouwprojecten. De “ruimtelijke opgave”, zoals Heijmans de wooncrisis noemt, presenteert Harwil dan ook als een kans: er moeten tot 2030 ruim 900.000 nieuwe woningen worden gebouwd, waarbij er extra aandacht aan groen wordt besteed. Daarbij worden de energietransitie in de bestaande bouw, de infrastructurele opgave en de transitie van de landbouw allemaal als vergroeningskansen beschouwd.

De afgelopen jaren heeft Heijmans zich op verschillende manieren met vergroening beziggehouden. Allereerst verzamelt het bedrijf vroegtijdig in het bouwproces steeds meer data over de biodiversiteit in het bouwgebied. Zo wordt er vaak gemeten op de aanwezigheid en verspreiding van insecten (BioBuddy), vogels en vleermuizen (Vogelbescherming Nederland) en amfibieën. Om groenprojecten binnen nieuwbouw daadwerkelijk meetbaar te maken, is Heijmans de afgelopen jaren steeds vaker samenwerkingen aangegaan met (wetenschappelijke) organisaties, zoals het RIVM, Naturalis en de Universiteit Wageningen. Daarnaast verzorgd Heijmans ook educatiemomenten, zoals zogenoemde “wijksafari’s”, waarbij ecologen met bewoners door de wijk trekken en kennis te laten maken met de rijke stedelijke biodiversiteit.

Harwil vertelt dat er bij zowel binnen- als buitenstedelijke gebiedsontwikkeling drie verschillende domeinen samenkomen. Deze drie moeten uiteindelijk leiden tot een gezonde leefomgeving:

  • Het sociale domein

Heijmans bouwt wijken voor mensen. In een ideale situatie zijn de wijken divers, veilig en is er sprake van sociale cohesie;

  • Het ruimtelijke domein

Binnen de wijken is er sprake van ruimtelijke kwaliteit en bereikbaarheid voor de bewoners;

  • Het natuurlijke domein

Er is voldoende plek voor natuur en water. In een ideale situatie zijn de wijken circulair en energieneutraal.

“Als je die taartpunten bij elkaar pakt”, zegt Harwil, “is het een grote opgave voor welke wijk dan ook. Er zijn immers veel verschillende thema’s die we een plek moeten geven.” Daarvoor is volgens Heijmans samenwerking met bijvoorbeeld ecologen en de gemeente een vereiste. Dat neemt niet weg dat Heijmans soms tegen praktische problemen aanloopt bij de groene onderdelen van haar nieuwbouwprojecten. Een voorbeeld is het nieuwe appartementencomplex Vertical in Amsterdam Sloterdijk. Daar verdampte het in bloembakken opgevangen regenwater meer dan vooraf door Heijmans werd voorspeld, waardoor extra water naar boven moest worden gebracht. Op die manier kan het groen op de woontoren tóch blijven groeien.

 

Liane Lankreijer (Ons Eten Den Haag en de Haagse Voedselraad): het bevorderen van de sociale cohesie door groene voedsel-verbindingsplekken

Ons Eten Den Haag, de Vereniging van de Haagse particuliere initiatieven die onder andere fysiek groen toevoegt aan de stedelijke omgeving, focust zich vooral op het maken van betekenisvolle verbindingen tussen de inwoners van de stad. Liane vertelt dat ze, vanuit haar werkervaring bij de Rijksoverheid, tot de conclusie kwam dat mensen onderdeel zijn van een enorm ecosysteem: “Mensen zijn afhankelijk van hetgeen de natuur ons geeft, zoals voedsel en bouwmaterialen. De bewustwording van deze verbinding zorgt ervoor dat we begrijpen dat er grenzen zijn aan ons ingrijpen.”

Ons Eten Den Haag stelt dat “voedsel de verbinding tussen jezelf, de bodem en elkaar herstelt.” Met andere woorden: in voedsel komt alles samen. Liane ziet dan ook op allerlei plekken in de stad particuliere initiatieven ontstaan die op een integrale manier bijdragen aan een gezonde leefomgeving, klimaatadaptatie en sociale cohesie. Op deze voedsel-verbindingsplekkendragen activiteiten rond voedselbij aan de sociale cohesie en het bevorderen van groen in Den Haag.’ Voorbeelden van reeds bestaande voedsel-verbindingsplekken zijn Stadsoase de Spinozahof, Toverbosch, de Volkskeuken en Voedselbos Mariahoeve. Bij dergelijke plekken is het primaire doel om een gemeenschap rondom voedsel te creëren. Liane vertelt dat duurzaam en sociaal gedrag ontstaat door ervaringen die mensen opdoen op voedsel-verbindignsplekken. Door te tuinieren of samen te eten herinneren mensen zich hoe belangrijk een groene leefomgeving is omdat dit de basis is van het leven in de stad. Bovendien, vertelt Liane, is voedsel een verbindend onderwerp voor de gemeente. Voedsel draagt bijvoorbeeld bij aan groene doelen, sociale doelen, klimaat, gezondheid en lokale economie, maar heeft geen eigen beleidsveldbinnen de gemeente.

Marieke Stam (Staedion): Hoe gaat Staedion om met het groen in de stad?

Staedion speelt als woningcorporatie een belangrijke rol in het onderhoud van stedelijk groen in Den Haag. Volgens Marieke staan er bijvoorbeeld 3700 gecontroleerde bomen in het eigen terrein en bezit Staedion ongeveer 789 (binnen)tuinen. Groenonderhoud is dan ook een vast onderdeel bij Staedion’s nieuwbouwplannen.

De missie van een woningcorporatie wordt logischerwijs gevormd door het verhuren van passende woningen in de stedelijke omgeving. Daarbij wil Staedion werken aan maatschappelijke opgaven die raken aan groene thema’s, zoals het vergroten van de leefbaarheid en veerkracht in de Haagse wijken. Om haar groene doelen te behalen, heeft Staedion enerzijds een leefbaarheidsstrategie en anderzijds een duurzaamheidsstrategie:

  • De leefbaarheidsstrategie

De leefbaarheidsstrategie onderscheidt zaken zoals participatie – waar groen ook aan bijdraagt, omdat het vaak een plek voor ontmoetingen tussen bewoners is – onderwijs, veiligheid, voorzieningen – de omgeving moet uitnodigen tot ontmoeting en beweging – en leefomgeving. Voorbeelden van dergelijke plekken in de stad zijn de  Mengelmoestuin, de Droomtuin van het Leger des Heils en de StadsOase Spinozahof. Op dit soort plekken zal Staedion soms moeten begeleiden, maar veel bewoners investeren er zelf ook tijd in.

  • De duurzaamheidsstrategie

Is de leefomgeving in de stad toekomstbestendig en bestand tegen bijvoorbeeld klimaatverandering? Onderdelen van de duurzaamheidsstrategie zijn energiebesparing, klimaatadaptatie en circulair materiaalgebruik. Als voorbeelden haalt Marieke klimaatadaptieve tuinen, de vermindering van verharding en het gebruik van natuurlijke materialen aan.

Bij nieuwbouwplannen van Staedion wordt er dan ook veel rekening gehouden met bevorderen van groen in de stad. Marieke noemt daarbij het realiseren van binnentuinen op de Monseigneur Nolenslaan en het dakgroen bij woningcomplex Steenzicht als voorbeelden.

Het panelgesprek over het realiseren van groenambities

Na de inleidingen gaat het aanwezige publiek met de panelleden in gesprek over de kwaliteit en kwantiteit van het groen in de stad: op welke manier kunnen we meer én beter groen in een verdicht Den Haag plek geven? Daarbij wordt er zowel aandacht besteed aan de specifieke voorbeelden vanuit het publiek als de algemene aanbevelingen van het panel. Uit het gesprek volgen diverse aanbevelingen voor Haags groenbeleid, waarbij op veel onderdelen vanuit het publiek veel overeenstemming was.

Allereerst: komt het überhaupt nog goed met de hoeveelheid groen in de stad? Volgens het panel is het van belang dat de gemeente een goede toekomstvisie op groen heeft. Op die manier kan ieder (particulier) groeninitiatief op de juiste manier op de “onderlegger” geplaatst worden. ‘De initiatieven moeten kunnen passen in het basisbeeld, anders blijven het loshangende initiatieven’, zegt Harwil. Liane voegt daaraan toe dat een beeld op de lange termijn cruciaal is: groen moet geen zelfstandig onderdeel zijn, maar een integraal deel van de toekomstvisie van de stad vormen.

Daarbij, zo vindt het panel, gaat het niet altijd om kwantiteit. Juist in de kwaliteit van het (toekomstige en aanwezige) stedelijk groen ligt ruimte voor verbetering. Harwil haalt daarbij een voorbeeld uit de Utrechtse wijk Overvecht aan. Hij zegt: “In Overvecht ligt het grootste park van de stad. Het groen is daar echter totaal niet geactiveerd. Je kunt wel zeggen: ‘Er moet meer groen komen’, maar daar gaat het niet om. Er moet anders groen komen.”

Betrek andere baathouders bij de groenkwestie

Het panel gaat kort in gesprek over de manier waarop het groenbeleid op de lange termijn moet worden gefinancierd. Vanuit Staedion is er budget voor de bevordering van de leefbaarheid en onderhoud van haar buurten. Bovendien zijn er zogeheten “wijkteams” die iedere dag rondes lopen in de wijken en actief op participatie inzetten. De rol van Heijmans daarin is anders, legt Harwil uit. Heijmans is, simpel gezegd, na de bouw van de woningen weg. Wat betreft de financiële kwestie, pleit Harwil ervoor dat ook zorgverzekeraars baathouder moeten worden bij de bevordering van het groen in de stad: “We doen het allemaal voor de bevordering van de gezondheid, maar bij dit soort gesprekken zie je nooit zorgverzekeraars.”

Uit een van de vragen vanuit het publiek blijkt dat groenbeleid complexer is zodra het om particuliere gronden gaat. Als voorbeeld worden de nieuwbouwplannen op het Parnassia-terrein, dat volgens een aanwezige wél op de stedelijke Groene Hoofdstructuur van de gemeente ligt, genomen. Ook wordt verwezen naar particulieren die hun tuin geheel verstenen. Volgens Wim is het “heel lastig voor de gemeente om op particulier terrein iets te regelen.” Daarbij spelen ook verschillen in regelgeving mee: corporaties moeten aan andere regels rondom groen voldoen dan particulieren. Volgens Marieke heeft dat er ook mee te maken dat corporaties zoals Staedion vaak scherp gehouden worden door bijvoorbeeld huurdersverenigingen en de gemeente met wie jaarlijks prestatieafspraken worden gemaakt.

Volgens een aanwezige vertegenwoordiger van de Haagse Bond laat de gemeente echter ook bij haar eigen grond nog wel eens haar rol liggen. De Haagse Bond vertegenwoordigt de belangen van de achttien volkstuincomplexen in de stad, waarbij de grond wordt gehuurd van de gemeente. De volkstuinen zijn bedoeld als groene plekken voor bloemen en groenten, maar worden steeds vaker betegeld: “Tuinhuisjes groeien uit tot buitenhuisjes met hier en daar een sprietje groen.” Volgens de vertegenwoordiger van de Haagse Bond staat het niet in de statuten van de verenigingen dat dit verboden moet worden. “Het zou mooi zijn als er aan de huur van die grond bepaalde gebruiksvoorwaarden worden verbonden.” In België en Duitsland wordt dat volgens de Haagse Bond steeds meer gedaan. De gemeente heeft dit in de recente afspraken met de complexen echter niet meegenomen.

Het vergroenen van de Zeeheldenkwartier en de nodige ruimte voor egels

Tijdens het panelgesprek worden er enkele concrete voorbeelden van wijk- en buurtgroen naar aanleiding van de vragen uit het publiek besproken. In het Haagse Zeeheldenkwartier lopen bewoners met eigen groeninitiatieven, bijvoorbeeld bij het planten van nieuwe bomen, vaak tegen belangentegenstellingen met de uitvoeringsdienst van de gemeente aan: er zijn mensen die wel willen vergroenen, maar dat niet kunnen. En in de binnenstad hebben initiatiefnemers het plan gelanceerd van De Haagse Lanen, waarmee de groenstructuur langs het Lande Voorhout wordt doorgetrokken naar het Spuiplein. Vanuit de gemeente is aangegeven dat de aanleg hiervan teveel problemen gaat opleveren in realtie tot de ondergrondse infrastructuur. Hoe moeten de inwoners daarmee omgaan?

Volgens Wim is het belangrijk om de online studies over het groen in de wijk in de gaten te houden. Er wordt beaamd dat de bestaande kabels en leidingen vaak voor beperkingen zorgen bij het planten van bomen. De komende jaren is er namelijk meer elektriciteit nodig, waardoor er meer ondergrondse leidingen moeten worden geplaatst. Techneuten houden daarbij niet altijd rekening met de locaties van (wortelstructuren van) bestaande of nieuwe bomen. Daardoor komen bomen, bijvoorbeeld in het Zeeheldenkwartier, vaker in parkeerstroken terechtkomen. Dat neemt volgens Wim niet weg dat er dan andere kansen voor initiatiefnemers liggen. Een voorbeeld is het opheffen van parkeerplaatsen om daar nieuwe bomen te plaatsen. Dergelijke particuliere initiatieven zullen in de toekomst echter altijd voor stevige discussie zorgen.

Harwil voegt daaraan toe dat de nieuwbouw, waar Heijmans als bouwbedrijf een grote speler in is, slechts “een druppeltje” van de vergroening in de stad is. Om die reden moeten we inderdaad veel meer kijken naar de vergroening van bestaande buurten, zoals het Zeeheldenkwartier. De uitgebreide scans en metingen over bijvoorbeeld hittestress en het in kaart brengen van kwetsbare wijken spelen volgens Harwil daar een belangrijke rol in. Uit een van de vragen uit de zaal blijkt dat het daarnaast van belang is om goed in kaart te brengen voor welke argumenten verschillende groepen gevoelig zijn in de discussie over vergroening. Dat zou je per doelgroep goed in kaart moeten brengen.

In de praktijk kunnen (onderdelen van) groene nieuwbouwprojecten een uitdaging voor dieren vormen, blijkt uit een publieksvraag over de aanwezigheid van egels. Waar de theorie uitgaat van de bevordering van biodiversiteit door groene nieuwbouw, kan dat in de praktijk voor bijvoorbeeld egels en amfibieën problemen met zich meebrengen: als tuinen worden betegeld, krijgen egels minder beweegruimte terwijl de dieren juist gebaat zijn bij aaneengesloten groen in de stad. Volgens het panel is er terecht veel aandacht voor de fauna in de stedelijke omgeving. Binnen Staedion wordt gewerkt met specifieke flora- en faunaregels, zodat alle dieren een plek krijgen in de buurten waar Staedion nu actief is. Heijmans zegt bij dit soort kwesties altijd vooronderzoek te doen: wat voor fauna zit er in het gebied? “Bij Heijmans werken ecologen die daar een grote rol in spelen: op welke manier gaan we bijvoorbeeld de egeltoegankelijkheid in de verbindingen en systemen van de stedelijke nieuwbouw faciliteren? Dat soort vragen worden dan zo goed als het kan opgenomen in het bouwplan.”

Woonopgave of biodiversiteitscrisis?

Tijdens dit STADgesprek wordt er door het gros van de panelleden gesproken over een “woonopgave” in een alsmaar verdichtend Den Haag. Vanuit het publiek komt echter de aanbeveling om niet de woonopgave, maar de biodiversiteitscrisis als vertrekpunt voor toekomstige bouwplannen te nemen. Een aanwezige pleit ervoor om om te denken: we moeten het woord ‘opgave’ schrappen in de discussies over de nieuwbouw. Volgens het panel is dat echter geen realistisch plan. “Het is geen kwestie van of-of, maar en-en”, zegt Harwil. “We hebben inderdaad een biodiversiteitscrisis, maar we hebben nu eenmaal ook een enorm woontekort in Nederland. De woonopgave zou juist kunnen bijdragen aan de verbetering van de biodiversiteit.” Staedion ziet als woningcorporatie primair de urgentie van het woningtekort in de stad: er staan bijna 200 duizend mensen ingeschreven bij Woonnet Haaglanden die geen zelfstandige woonruimte kunnen vinden. Veel jongeren moeten hun levenskeuzes, zoals het kopen van een huis of het krijgen van kinderen, uitstellen omdat ze geen geschikte woning kunnen vinden. Een breed langetermijnperspectief is volgens Staedion natuurlijk van belang, maar tegelijk moet het kortetermijnperspectief goed in de gaten gehouden worden.

De boodschap van Liane komt het meest in de buurt van het ‘omdenken’ waarvoor er vanuit de zaal gepleit wordt. Volgens Liane is het nodig om om te denken, ondanks het feit dat het lastig is. “Het is niet zo dat de natuur zich maar eindeloos moet aanpassen. De relatie die de mens met de natuur heeft is de basis van deze discussie en daar moeten we onszelf aan herinneren op de lange termijn.”

Uit het panelgesprek blijkt dat sommige vormen van stedelijke vergroening of projecten waar het behoud van de biodiversiteit van diepgroen centraal staat, voor kritiek bij burgers kunnen zorgen. Wim geeft als voorbeeld het kappen van gezonde bomen in de Scheveningse bosjes  om meer ruimte te maken voor het kunnen volgroeien van oudere bomen: “De praktijk zelf – het kappen van gezonde bomen – doet voor inwoners vaak pijn, terwijl het wél voor een groter groen doel wordt gedaan.” Hetzelfde geldt voor de recreatiezonering van Natura 2000-gebieden, bijvoorbeeld toen delen van dezelfde Scheveningse Bosjes voor recreanten werden afgesloten om verstoring tegen te gaan.  Ondanks de discussies tussen de gemeente en haar inwoners, is het volgens het panel zeker mogelijk om de natuurgebieden langs de stad te behouden. De ligging van Den Haag dichtbij de Natura 2000-gebieden biedt volgens Wim dan ook veel mogelijkheden: veel natuur in de buitenranden van de stad dient ter ontspanning en recreatie.

Ter afsluiting noemt wethouder Robert Barker (Buitenruimte, Dierenwelzijn, Milieu en stadsdeel Haagse Hout) een aantal van de belangrijkste conclusies van dit STADgesprek. Volgens hem zijn de vier niveaus – het landschap rond de stad, de groengebieden en lange lijnen, het wijk-en buurtgroen en het groen en blauw op de kavel – heel belangrijk: buiten de stad zijn er bijzondere natuurgebieden, zoals de Natura 2000-gebieden die je wilt versterken en verbinden. In de verstedelijkte gebieden waar zich vooral veel “natuur met een kleine n” bevindt, moet de natuur worden versterkt door projecten zoals voedsel-verbindingsplekken en groene recreatieve plekken. En tot slot is in Den Haag de ruimte schaars, dus is dubbelgebruik bij nieuwbouwprojecten in de stad soms noodzakelijk.

Tekst: Emma Ruiter

 

Foto’s: Maurits van Hout