Joost Emmerik

Joost Emmerik

jurylid

“We moeten voorbij het idee dat de mens boven de natuur staat en naar een radicaal inclusieve houding waar de mens beseft dat er geen scheiding is, dat we een zijn met de natuur.”

Deze gedachte probeert Joost als zelfstandig tuin- en landschapsarchitect in de praktijk te brengen. Hij ontwierp samen met De Onkruidenier en Joyce Oomen de tuin van het AmsterdamAlmere paviljoen op de Floriade 2022, festivaltuinen in Chaumontsur-Loire, Amiens en Lausanne en hij werkt onder meer aan de campus van Zwevegem in België. 

Naast ontwerp-projecten is Joost ook bezig met – vaak zelf geïnitieerd – onderzoek. Hij maakte diverse tentoonstellingen voor Het Nieuwe Instituut en leverde een bijdrage aan de Nederlandse inzending voor de Triënnale in Milaan en de AUBB in Shenzhen. Samen met architectuurhistoricus Lara Voerman voerde hij een onderzoek uit naar de representatie van landschappen in tuinen (zie: hetlandschapindetuin.nl). 

Joost was tot 2021  commissielid bij de regeling Talentontwikkeling en Bouwen aan Talent. Ook heeft Joost lesgegeven aan de Academie van Bouwkunst Rotterdam, de Technische Universiteit Delft en de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Sinds 2016 is Joost verbonden aan de Academie van Bouwkunst Amsterdam, waar hij college geeft over de geschiedenis van tuin- en landschapsarchitectuur. Sinds 2022 is hij hoofd Landschapsarchitectuur aan de Academie van Bouwkunst Amsterdam.

Joost is in Den Haag opgegroeid en woonde er tot zijn 25ste. Na zijn studie architectuur en stedenbouw aan de TU Delft heeft Joost een aantal jaren bij het Ingenieursbureau in Den Haag gewerkt.

 


 

Platform STAD ging in gesprek met Joost om meer te weten te komen over zijn perspectief op de openbare ruimte en over zijn relatie met de stad Den Haag.

 

Wat vind jij de belangrijkste thema’s betreffende een goede openbare ruimte?

Het belangrijkste thema vind ik natuurinclusiviteit. We moeten niet meer alleen maar voor onze eigen soort bouwen, maar bewust andere soorten toelaten in de ruimte die we vormgeven. Dit betekent dat we naar een meer inclusief beeld van openbare ruimte moeten streven en dus ook met ander leven, zoals dieren, insecten en planten rekening moeten houden. 

Er zit nu veel beweging in de opvattingen van landschapsarchitecten. Andere principes dan esthetiek en uiterlijk worden belangrijker. Ik vind het goed dat de kwestie of iets mooi of lelijk is, puur de esthetiek dus, naar de achtergrond schuift. Een ruimte inrichten en ontwerpen is immers ook echt een daad die je verricht. Dit moet weloverwogen gebeuren. Ook de vragen of en hoe je dingen kan hergebruiken, en hoe je minder verharding kan toepassen, zijn daarbij belangrijk. 

Bij kleinschalige projecten heb je als landschapsarchitect meer vrijheid en meer flexibiliteit. Bij grootschalige stedelijke projecten ligt vaak al heel veel vast en krijg je te maken met complexe regelgeving. Maar ook hier vind ik dat je manieren kan vinden om inclusiever te ontwerpen. 

Vaak zijn het kleine veranderingen die een groot verschil kunnen maken. Dat kan bijvoorbeeld ook een ander groenbeheer zijn. Kijk eens naar de bermen. Vroeger werden ze elke twee weken strak gemaaid. Vandaag de dag mogen ze er vaak veel ruiger en natuurlijker bijstaan. 

 

Wat vind jij een geslaagde openbare ruimte? En waarom?

Ik zat dit jaar in de jury van Landezine, een internationale prijsvraag voor landschapsarchitecten. Daar vond ik het project The Warsaw Uprising Mound Park  zeer inspirerend. Het is een park gebouwd op een berg van puin. Het puin werd ingezet als vormgevend middel. De aspecten tijd, ruimte en natuur zijn er erg goed in verwerkt en met elkaar verweven, en de berg is met onder andere een speeltuin en een tentoonstelling toegankelijk gemaakt voor een brede doelgroep. Het is een inclusieve aanpak die interessante ruimtes oplevert. 

 

Wat is jouw relatie met Den Haag? 

Ik ben in het Statenkwartier opgegroeid. Mijn moeder en mijn zus wonen er nu nog. Ik heb een hele fijne jeugd gehad zo vlakbij Scheveningen en het strand. Ik heb ook lang een bijbaan gehad in de Bijenkorf bij de afdeling meubels. Na mijn studie heb ik een aantal jaren bij het Ingenieursbureau gewerkt. Ik heb er heel veel geleerd en had hele fijne en bekwame collega’s. En ik heb Den Haag toen op een heel andere manier leren kennen. Ik kwam in delen van de stad waar ik tot dan nog nooit was geweest. Zoals bijvoorbeeld in Den Haag Zuidwest. De groene Dreven en Gaarden waren mij onbekend. Ik heb toen bijvoorbeeld voor het Drentheplantsoen een ontwerp gemaakt, maar ik mocht ook op een hoger schaalniveau naar de stad kijken. 

Den Haag is voor mij een soort thuishaven, waar ik nu even niet meer zou willen wonen. Je wilt immers op een gegeven moment weg van de stad waarin je bent opgegroeid. Ik woon nu in Rotterdam, dat past beter bij mijn leven nu. Maar wie weet, keer ik ooit nog weer terug?

 

Hoe onderscheidt Den Haag zich van andere steden?

Den Haag is een stad met een harde rand, de kust. Verder is Den Haag heel anders opgebouwd dan bijvoorbeeld Rotterdam of Amsterdam, die allebei op dammen aan een rivier zijn ontstaan. Den Haag is opgebouwd rond een grafelijk hof. Ook het Buitenhof was van oorsprong een voorhof van dat grafelijk hof. Daarbij komt het landschap met de zandruggen. Hierdoor zijn andere structuren ontstaan dan in andere steden, en is Den Haag soms wat lastiger te lezen. Ik heb tijdens mijn werk bij het cultuurhistorisch bureau SteenhuisMeurs toevallig meegewerkt aan een onderzoek naar de geschiedenis van de stedelijke ontwikkeling van Den Haag. De lange lijnen zoals de Laan van Meerdervoort zijn dan ook echt iets Haags. De lange lijnen en de gridstructuur bieden ook houvast bij het oriënteren in de stad.

Vandaag snap ik de keuzes soms niet zo goed die gedaan zijn voor Den Haag. Bijvoorbeeld de verlenging van de oude Passage in het centrum via een bijna hysterisch lijkend, modern gebouw. Waarom is dit op deze manier gedaan? Ook de Grote Marktstraat vind ik lastig te begrijpen. Het is een soort shared space, maar dan toch met fietspad. Maar goed, ik ben er eigenlijk ook al langer niet meer geweest. Meestal kom ik nu op familiebezoek naar Den Haag.

 

Waar zou de nadruk moeten komen te liggen in de openbare ruimtes in Den Haag als het aan jou ligt?

De nadruk in de openbare ruimte zou wat mij betreft ook in Den Haag moeten komen te liggen op wat ik eerder al had genoemd: een natuurinclusieve aanpak. Dit kan juist ook in de binnenstad. Als tegenhanger van het heersende hedonisme en de consumptiemaatschappij. We moeten ook in de binnenstad meer andere soorten verwelkomen met de inrichting van ruimte. Niet alles hoeft altijd voor ons (de mens) te zijn. Een mooi voorbeeld hiervan vind ik het werk van de Oostenrijkse kunstenaar Lois Weinberger genaamd Wild Cube. Weinberger heeft in verschillende steden enkel een stuk asfalt weggehaald, daar een ijzeren kooi omheen gebouwd en verder de natuur zijn gang laten gaan. Het is een contrastervaring met de kapitalistische consumptiemaatschappij.