David ter Avest
jurylid
“Het gaat erom hoe de openbare ruimte door mensen wordt geleefd, ervaren en betekenis krijgt.”
David ter Avest onderzoekt als stadsgeograaf zowel het sociaal als ook het ruimtelijk domein en de wisselwerking tussen beiden. Ontmoetingsplekken vormen een rode draad in zijn werk, zowel binnen onderzoeksprojecten als in het klaslokaal.
David is als docentonderzoeker verbonden aan Hogeschool Rotterdam en Hogeschool Inholland. In het najaar 2024 start hij zijn promotieonderzoek aan de Universiteit Utrecht.
Aan Hogeschool Rotterdam is David docent Ruimtelijke ontwikkeling en doet hij onderzoek naar de sociaal-fysieke infrastructuur en de gebiedsontwikkeling van het Merwe-Vierhavens-gebied in Rotterdam. In dit gebied verbindt hij onderwijs, onderzoek en de praktijk, met een focus op sociale opgaven. Bij Inholland doet David vanuit de opleiding Social work onderzoek in Schiedam naar de rol van de leefomgeving op de ontwikkeling van jongeren. Hiernaast is David redacteur van het vaktijdschrift Rooilijn en samen met Gerben Helleman verantwoordelijk voor de themareeks naar semi-publieke ruimten.
David startte zijn werkende leven in Den Haag. Vanuit een ministerie, kennisinstituut en adviesbureau heeft hij de stad, haar inwoners en het politiek-bestuurlijke karakter leren kennen. Privé en ook vanuit zijn onderwijstaken is hij met regelmaat in Den Haag te vinden.
David studeerde stadsgeografie aan de Universiteit van Amsterdam.
Platform STAD ging in gesprek met David om meer te weten te komen over zijn perspectief op de openbare ruimte en over zijn relatie met de stad Den Haag.
Wat vind jij de belangrijkste thema’s betreffende een goede openbare ruimte? En wat vind jij een geslaagde openbare ruimte? En waarom?
Ik vind toch het meest belangrijk dat je je in de openbare ruimte welkom voelt. Een publieke ruimte moet ook daadwerkelijk publiek aanvoelen, voor een brede doelgroep aantrekkelijk zijn en niet door een dominante groep bezet zijn. Je moet je de ruimte tijdelijk kunnen toe-eigenen. Een plek moet ook uitnodigend zijn om er iets te doen. Social affordances helpen hierbij, elementen die (ver)leiden tot interactie. Maar de openbare ruimte moet ook overzichtelijk en leesbaar zijn voor zijn gebruikers. Mensen kunnen dan intuïtief begrijpen welke mogelijkheden een bepaalde plek wel of niet biedt.
Trappen zijn een goed voorbeeld. Je kan er natuurlijk gewoon op lopen, maar je kan er ook op zitten of ze gebruiken om te sporten. Water is een ander voorbeeld. Je kan er je handen in wassen, met je voeten erin gaan of kinderen kunnen ermee spelen. Ik vind het Promenadeplein in het Zoetermeerse stadshart een goed voorbeeld. Het plein is zoveel beter en leuker geworden met de nieuwe waterfonteinen. Kinderen spelen daar en het water zorgt voor verkoeling op hete dagen.
Een minder geslaagde plek vind ik de ‘waterzebra’ bij de Haagse Hogeschool. Je moet daar over een soort van pallets in het water lopen, waarbij je heel goed moet uitkijken waar je loopt. Dit is eigenlijk alleen maar vervelend en ik snap deze plek daarom niet zo goed. Ik hoor er ook vaak klachten over van studenten.
Een prachtige plek vind ik het Westerpark in Amsterdam. Je hebt daar een goede combinatie van rust en reuring. Je kan er rustig op een kleedje liggen, maar er is ook van alles te doen. Van ligweiden en water, tot aan sport en horeca toe.
Wat is jouw relatie met Den Haag?
Ik ben mijn professionele carrière begonnen in Den Haag. Daarom zal Den Haag altijd een speciale stad voor mij blijven. Ik heb bij vier verschillende organisaties in Den Haag gewerkt. Mij viel daarbij op dat het in Den Haag veel politieker en formeler aan toe gaat dan in andere steden: de ambtenaren zijn veel netter gekleed bijvoorbeeld, en de omgang met elkaar heb ik als best formeel ervaren. Ik had toen ook opvallend veel collega’s met politieke ambities. En een aantal van hen is later inderdaad de politiek in gegaan en bijvoorbeeld wethouder geworden. Je merkt toch dat je dicht bij de politiek en ‘de macht‘ zit, als je in Den Haag werkt.
Maar ik kom graag naar Den Haag in mijn vrije tijd hoor. Ik vind het een hele fijne stad om te verblijven. En je vindt bij Warung Mini de lekkerste saoto soep van Nederland.
Hoe onderscheidt Den Haag zich van andere steden? Waar zou de nadruk moeten komen te liggen in de openbare ruimtes in Den Haag als het aan jou ligt?
Den Haag is toch de stad met de scherpe scheidslijnen tussen veen en zand, de Hagenezen en de Hagenaren. Dat vind ik kenmerkend aan Den Haag. Je hebt er heel veel verschillende eilandjes en verschillende gemeenschappen. Zoals volkse gemeenschappen in Duindorp en veel expats in het Statenkwartier en andere grote gemeenschappen, zoals Polen en de Hindoestaanse gemeenschap. Van Utrecht bijvoorbeeld heb ik een veel eenvormiger beeld. Daardoor is Utrecht voor mij persoonlijk ook een wat minder spannende stad.
In Den Haag moet toch de nadruk komen te liggen op het creëren van publieke, inclusieve plekken waar iedereen zich welkom voelt. Een openbare ruimte waar alle groepen gebruik van maken zou geen realistisch doel zijn, maar we moeten het publieke karakter wel koesteren en beschermen.
Als je Den Haag zou mogen vergelijken met een boek, een film of een kunstwerk of muziek, wat zou dat dan zijn?
Ik denk meteen aan een schilderij van Mondriaan. Een stad met verschillende scheidslijnen, kleurvlakken en vakjes. Maar onlangs zag ik het werk van de Venezolaanse kunstenaar Carlos Cruz-Diez. Zijn zogeheten physichromies kennen ook rechte lijnen en vaste kleuren, maar als je beweegt of net even anders kijkt, dan zie je telkens nieuwe kleuren en overgangen. Ook Den Haag verrast mij regelmatig, als je maar net even anders kijkt.