Hoe ziet een circulaire stad eruit? De handen uit de mouwen

Maak het concept van de circulaire stad Den Haag concreet. Een stad waarin hergebruik van materiaal de norm is. Maak gerichte analyses van materiaalstromen van buurt tot stad. Geef daarbij aandacht aan materiaalkringlopen én aan het circulair functioneren van gebieden. Biedt partijen vervolgens concrete opties op verschillende schaalniveaus om aan de slag te gaan, via inzicht in mogelijke maatregelen.

Neem daarbij als gemeente de regie op gebiedsniveau. Voorkom ‘projectificering’, teveel focus op individuele projecten die als losse, circulaire eilandjes in gebiedsontwikkelingen functioneren. En zet andere basisbeginselen centraal bij de ontwikkeling van de stad, dan alleen directe financiële waarde creatie.

Deze aanbevelingen waren het resultaat van het STADgesprek Hoe ziet de circulaire stad eruit? Den Haag wordt circulair #01 op 5 oktober 2022 van Platform STAD. Daniel Bieckmann (Metabolic) en Ellen van Bueren (TU Delft) presenteerden hun inzichten. Thimo de Nijs (gemeente Den Haag) en wethouder Duurzaamheid, Energietransitie en Klimaatadaptatie, Arjen Kapteijns, gingen in op huidige activiteiten en ambities van de gemeente. Waarna het breed samengestelde publiek met de inleiders in gesprek ging.

Aanleiding STADgesprek circulaire stad

De urgentie van een overgang naar een circulaire economie neemt toe. 2030 komt hel dichtbij als ijkjaar voor de Rijksbrede ambitie om 50 procent minder primaire grondstoffen te verbruiken. Platform STAD bespreekt daarom de Haagse transitie naar een circulaire stad in de reeks Den Haag wordt circulair.

In het nieuwe Coalitieakkoord 2022-2026 (p. 17, 44) stelt het College dat ‘hard gewerkt wordt aan de overgang naar een circulaire economie om CO₂-uitstoot te verminderen en hergebruik de norm te maken. Daarom wordt een concreet uitvoeringsplan gemaakt met de focus op de sectoren met de grootste grondstofstromen, namelijk de bouw en het huishoudelijk afval. Het wordt nog makkelijker gemaakt om huishoudelijk afval te scheiden. En de circulaire economie krijgt een belangrijke positie in het economisch beleid.’

Maar wat betekent dit concreet voor de ontwikkeling voor de stad? Hoe kunnen gebiedsontwikkelingen zoals op de Binckhorst, CID en in Zuidwest hier optimaal aan bijdragen? Of het groot onderhoud aan kademuren of de (ondergrondse) infrastructuur? En hoe verhouden materiaalstromen, het stedelijk ontwerp en het circulair gebruik van de stad door bewoners zich tot elkaar? Kortom, hoe ziet een circulaire stad eruit?

circulaire stad

Urgentie circulair neemt snel toe

De afgelopen jaren is de context voor de circulaire stad drastisch veranderd. In de eerste plaats raken een aantal primaire grondstoffen op. Bovendien heeft Corona de kwetsbaarheid van wereldwijde toevoerlijnen en last minute leveranties zichtbaar gemaakt. Materiaalprijzen zijn met ongeveer 25 procent gestegen. En sinds de Russische inval in Oekraïne zijn energieprijzen torenhoog. Gevolg is onder anderen dat tal van plannen voor woontorens in Den Haag de ijskast in gaan. Of deze ooit nog in de geplande vorm worden gebouwd is de vraag.

Ook op Europees gebied is er veel veranderd en wordt stapsgewijs de druk opgevoerd. Gebouwen moeten tegenwoordig aan hoge BENG-eisen voldoen waarmee de energievraag wordt teruggedrongen. Ook moet aan de steeds strenger wordende milieuprestatie gebouw MPG worden voldaan, waarmee de impact van (ge)bouw(en) op het milieu wordt teruggebracht. En dan is het woord ‘stikstof’ nog niet eens gevallen. Kortom er zijn vele uitdagingen.

Inzicht in materiaalstromen, van buurt tot stad

Daniel Bieckmann van Metabolic legt uit wat een circulaire economie betekent voor steden. Steden kunnen volgens hem een grote rol spelen in het stimuleren van duurzaam materiaalgebruik en het sluiten van materiaalkringlopen.

Metabolic onderscheidt daarbij zeven pijlers van de circulaire economie:

 

pijlers circulaire economie

7 pijlers van een circulaire economie (bron presentatie Daniel Bieckmann, Metabolic)

En werkt vervolgens met 5 stappen om steden circulair te maken:

  1. Maak een materiaalstromenanalyse van de stad
  2. Formuleer op basis van de zeven bovengenoemde pijlers een aantal doelstellingen
  3. Bedenk interventies
  4. Pas deze interventies toe
  5. Monitor of de doelen worden gehaald

In 2020 maakte Metabolic een materiaalstromenanalyse van Delft, waarin een aantal interessante aandachtspunten rondom de circulaire stad naar voren komen:

  • Aandachtspunt 1: de gebouwde omgeving is verantwoordelijk voor een groot deel van het materiaalgebruik. Voornamelijk door nieuwbouwwoningen en grootschalige verbruik van beton. Het GWW (Grond-, Water- en Wegenbouw) kent ook een zeer grote materiaalstroom, met groot handelingsperspectief van publieke instanties.
  • Aandachtspunt 2: er is een gebrek aan inzicht in gebruik van consumptiegoederen op stadsniveau. Denk aan alle kleding, voeding, mobieltjes, laptops en elektrische auto’s.
  • Aandachtspunt 3: lokale mobiliteit is verantwoordelijk voor meer dan 25% van alle energieconsumptie in de stad. En dan is de milieubelasting van auto’s, elektrische scooters, scootmobiels en fietsen bij de productie ervan nog niet eens meegerekend.
  • Aandachtspunt 4: 60% van afval uit huishoudens is ongescheiden restafval in Delft. Dit wordt momenteel verbrand (laagwaardig verwerkt).
  • Aandachtspunt 5: 37.500 ton afval uit bouw en sloopprojecten wordt laagwaardig hergebruikt (bijvoorbeeld als opvulling voor wegen). Hierbij gaat waarde verloren.

Vanuit het publiek wordt ingebracht dat voor Den Haag in 2018 al een notitie over de transitie naar een circulaire economie en een materialen quickscan zijn gemaakt. En in 2015 heeft Superuse Studio voor de gemeente een Metabolische analyse van de Binckhorst gemaakt. Echter, daarna is veel van wat met  de circulaire stad van doen heeft, stil komen te staan in Den Haag. Het lijkt alsof de kennis verloren is gegaan.

Om impactvolle interventies te doen, heeft Metabolic een beslissingshiërarchie met vier niveaus opgesteld: reductie (grondstoffen terugdringen door minder te produceren), synergie (lokale uitwisseling van reststromen), productie en inkoop (resterende materiaalvraag uit schone, hernieuwbare bronnen) en management (feedback verzamelen over het systeem t.b.v. optimaal functioneren).

stromen met grondstoffen

Grondstoffenstromen in steden (bron presentatie Daniel Bieckmann, Metabolic)

Het juiste schaalniveau per gebied en materiaal

Dit tot nu toe vrij abstracte verhaal over de circulaire stad, die als een black box wordt voorgesteld, kan concreet worden op wijk- of buurtniveau. Werk daarvoor met circulaire buurttypologieën. Bieckmann laat aan de hand van een studie in Krakow zien dat wijken heel verschillend zijn. Ze bieden daarom ieder andere kansen, maar dragen gezamenlijk bij aan de circulaire doelstellingen voor de hele stad. Locatie specifieke kenmerken bieden veel concrete en bij de buurt passende oplossingen.

Vanuit de deelnemers aan het gesprek wordt opgemerkt dat het geografische schaalniveau ook relevant is wanneer naar materiaalstromen wordt gekeken. Op welk niveau (buurt, stad, regio) kunnen materiaalstromen worden opgeslagen, hoeveel ruimte neemt dat in en hoeveel vervoersbewegingen zijn er nodig voor verplaatsing van grote hoeveelheden (rest)materiaal? Meer vervoer betekent meer CO2-productie. Zo wees Ellen van Bueren op de Binckhorst waar de verplaatsing van de beton- of asfaltcentrale naar een andere gemeente. Daarmee wordt het probleem verschoven en worden meer vervoersbewegingen gecreëerd. Beter is het om die industrieën op locatie circulair te maken, door te kijken waar ruimte is voor industrie die nodig is om de grondstoffenkringloop sluitend te maken. Intergemeentelijke samenwerking is daarbij raadzaam, vindt Van Bueren.

Uitdaging is een goede materiaalstroom en gebiedsindeling in de stad te maken.

Kansen voor circulaire interventies in woonwijken

Ook Ellen van Bueren wijst op het belang van concreet maken van de circulaire opgave. Het verhaal van een circulaire stad en een gesloten grondstoffenkringloop is nog te abstract en technisch. Het grote verhaal en een handelingsperspectief ontbreken nog teveel voor zowel professionals als burgers.

Terwijl er al diverse successen zijn. De bouwketen is grootschalig aan het reorganiseren omdat men nu een MPG-berekening moet maken voor woningen en kantoren. Gebouwen worden niet meer als één geheel gezien, maar opgebouwd uit demontabele bouwcomponenten met elk een eigen levensduur. Daardoor is de kans groter om te worden hergebruikt. Baksteen is niet meer van gebakken klei maar van beter herbruikbaar materiaal dat minder energie kost bij de productie. Inrichtingen worden van hergebruikte materialen gemaakt, een aantal keukens van bijvoorbeeld corporatie Haag Wonen zijn herbruikbaar.

 

gebouwdelen met een eigen levenduur van de grondstoffen

Stuart Brand liet zien dat een gebouw uit verschillende bouwdelen bestaat met elk een eigen levensduur. Demontabel bouwen is daarom raadzaam om zo bouwdelen eenvoudig te kunnen vervangen, hergebruiken, renoveren etc. (bron presentatie Ellen van Bueren, TU Delft)

Gebouwen zijn tegenwoordig een ‘open building’ met een ‘flexible fitout’. Dit maakt dat gebouwen gedurende hun levensduur op verschillende manieren kunnen worden gebruikt, waardoor ze een veel hogere toekomstwaarde hebben.

Twee benaderingen om circulaire steden te maken

Volgens Van Bueren zijn er twee belangrijke benaderingen om van lineair naar circulair bouwen en gebouwde omgevingen te komen. Enerzijds zijn er de koplopers die het sluiten van de abstracte grondstoffenkringloop als doel hebben. Daarbij wordt gekeken vanuit de productie en ontwerp van goederen met grondstoffen. Binnen deze benadering worden onder andere stappen gezet binnen het circulair bouwen.

Een andere aanpak is gebiedsgericht werken (regeneratief stedelijk metabolisme), vanuit locatie specifieke kenmerken. Dan wordt gekeken naar wat een bepaald gebied toelaat en waar de kansen liggen voor de circulaire economie. Dit gaat uit van de bestaande toestand van de stad en haar wijken. Daarbij staat niet de productie- en consumptieketen centraal, maar de gebiedsketens. De aanwezige kwaliteiten van een bepaald gebied worden zo benut en de bewoners en professionals worden meegenomen.

Om deze bestaande gebiedskenmerken te herkennen moet men zo’n gebied analyseren. En de kansen voor circulair grondstoffenverbruik in samenhang met andere gebiedskenmerken in kaart brengen (mapping). In een woonwijk met veel platte daken kan men bijvoorbeeld gebruik maken van groene en goed geïsoleerde daken vol PV-panelen of zonneboilers om klimaatadaptatie en biodiversiteit te bevorderen.

circulaire stad en gebied naast circulair gebouw

Twee benaderingen voor de aanpak van circulaire steden (bron: presentatie Ellen van Bueren, TU Delft)

Tegengaan ‘projectificatie’ door regie

De benadering voor het sluiten van de grondstoffenkringloop is terug te zien in de grote veranderingen in de bouwketen en bij tal van nieuwe projecten. De gebiedsgerichte benadering staat volgens van Bueren nog veel meer in de kinderschoenen. Het gevaar is het ontbreken van een overall, verbindende visie op gebiedsniveau (welk niveau dan ook), met als risico dat de stad langzaam verandert in eilandjes met mooie circulaire gebouwen binnen een grotere gebied dat als geheel niet circulair functioneert. Van Bueren noemt dit de projectificatie van gebiedsontwikkeling. Een beeld dat door diverse deelnemers wordt herkend in de specifieke Haagse context, waar velen sinds jaar en dag spreken van projectenstedenbouw binnen de bestaande stad.

Om dat te doorbreken en de bestaande stad ook op gebiedsniveau circulair te maken, is regie nodig. Primair vanuit de gemeente en daarnaast ook van overige samenwerkingspartners.

Van Bueren beveelt daarnaast diverse opties aan voor circulaire gebiedsontwikkeling en stelt voor om vraag en aanbod om te draaien: ga uit van wat er aangeboden wordt en stem regelgeving als het Bouwbesluit daarop af.

aanbevelingen circulaire stad van ellen van bueren

De cirkel van materialen sluiten?

Vanuit het publiek werd door diverse deelnemers voorgesteld uit te gaan van andere sturende waarden voor gebiedsontwikkeling dan geld en bouwvolume. De ontwikkelruimte voor gebouwen zou bijvoorbeeld door de CO2-uitstoot moeten worden begrensd. Volgens van Bueren moet hier veel meer mee worden geëxperimenteerd. Niet alleen op gebouwniveau maar ook op systeemniveau en op het niveau van bestaande business cases. Ook een begrip als ‘brede welvaart’ met daarin zowel economische, sociale als ecologische waarden, kan een basis bieden voor een meer circulaire gebiedsontwikkeling.

Een vraag die onbeantwoord bleef is hoe de materialencirkel gesloten kan worden terwijl Den Haag zo snel groeit. Met alle grote plannen en grote hoeveelheden materiaal die daarvoor nodig zijn is er geen sprake van evenwicht tussen de materiaalstromen die de stad in komen en uit gaan.

Vanuit de zaal wordt gewezen op de bijdrage die permaculturen kunnen bieden aan een meer circulaire stad. Zo’n aanpak kan een rol spelen in de circulaire verwerking van de organische stromen als GFT en snoeiafval.

Ook wordt opgemerkt dat circulair goed is, maar dat soms iets dat niet circulair is toch een goede stap kan zijn in vergelijking met de huidige situatie. Denk concreet aan het gebruik van hernieuwbaar hout.

Jay Navarro Oviedo toont ter inspiratie een korte film van het initiatief Spullenbak dat een circulair Den Haag dichterbij brengt.

Tot slot wordt door een deelnemer voorgesteld om pilots mogelijk te maken die ook door de ACOR (Advies commissie openbare ruimte) en de welstand komen, deze houden nu circulaire pilots tegen door teveel vast te houden aan het Handboek openbare ruimte.

Van conceptueel naar concreet!

Thimo de Nijs van de gemeente Den Haag licht vervolgens toe dat de circulaire ambities van de gemeente de afgelopen jaren vooral zijn geland in het Grondstoffenplan Den Haag en het circulaire inkoopbeleid van de gemeente. De grondstoffenstromen zijn inmiddels goed in beeld maar de acties die daarop moeten worden ondernomen ontbreken nog. Met het inkoopbeleid kan Den Haag invloed uitoefenen, bijvoorbeeld door de inkoop van kantoormeubelen waarbij levensduurverlenging met lokale medewerkers wordt gerealiseerd. Ook met bedrijfskleding van boa’s is men ver op weg.

Arthur Pronk van Haag Wonen vult hierop aan dat Haag Wonen aan de inkoopkant al veel doet met de inkomende grondstoffenstroom, de bouwstroom met flexwoningen en modulair bouwen. De uitgaande grondstoffenstroom zou meer collectief georganiseerd kunnen worden. De gemeente zou hierin een rol kunnen spelen. Daarbij ziet hij de koppeling van in- en uitgaande grondstoffenstromen op gebiedsniveau nog wel als een flinke uitdaging.

Naar aanleiding hiervan oppert Marcel Wijermans de mogelijkheid van een circulaire bouwhub, gezamenlijk op te zetten met andere gemeenten en corporaties. Een materiaalbank in de stad waar geoogst materiaal van oude gebouwen kan worden opgeslagen voor een nieuw gebruik.

Wethouder Arjen Kapteijns, Ellen van Bueren in gesprek

Durf de lat hoog te leggen

De nieuwe wethouder Duurzaamheid, Energietransitie en Klimaatadaptatie Arjen Kapteijns gaat de komende collegeperiode een stap verder. Het grondstoffenprobleem is naast energietransitie, klimaatadaptatie en biodiversiteit op het moment een van de grote vraagstukken van de stad. Kapteijns’ ambitie is om samen met de stad van het conceptuele niveau de stap te zetten concrete uitvoeringsplannen. Dat gaat over bijvoorbeeld afvalinzameling, maar ook om samen met de bouwende partijen te kijken naar een andere manier van omgaan met grondstoffen en vooral opnieuw benutten.

Daarvoor worden verschillende ideeën vanuit de zaal aangedragen. Vooral ook door concrete kaders te stellen en de lat hoger te leggen. Jeroen Geurst geeft aan dat wij vooral lange termijn circulaire ambities op een grote schaal moeten zien te koppelen met de korte termijn projecten op een kleine schaal. Bijvoorbeeld door de MPG-waarde (Milieu Prestatie Gebouwen) van 0,8 naar 0,4 aan te scherpen zoals in Amsterdam gebeurt. Daarbij zou de gemeente als tegemoetkoming dan tegelijkertijd iets kunnen doen aan de grondprijs. Dit zou ook in tenders kunnen worden opgenomen. De wethouder kan zo op korte termijn aan de knoppen draaien.

Ellen Van Bueren wijst op Het Nieuwe Normaal dat nu wordt ontwikkeld door Cirkel Stad. Wellicht zou de gemeente dat wel kunnen eisen voor alle gebouwen, gewoon doen, ook al is het publiekrechtelijk niet afdwingbaar. Veel ontwikkelaars en institutionele beleggers zijn van goede wil en werken mee. Ze benadrukt tenslotte vooral in een groter verband met meer gemeenten sessies als dit STADgesprek over circulair te houden. Meer overleg en interstedelijke samenwerking zijn belangrijk.

Kortom de gemeente kan op veel gebieden de lat hoger leggen. De komende jaren is het een kans om concrete stappen te maken met uitvoeringsplannen. En duidelijk te maken welke financiële middelen hier vanuit de gemeente beschikbaar voor zijn.

Foto’s STADgesprek: Maurits van Hout