De stad door de ogen van de gebruiker
Interview met Kyra Kuitert (Bureau KM)
De inrichting van de openbare ruimte heeft een enorme impact van op het sociale leven in een stad. Maar men beseft vaak niet hoe complex het ontwerpen van die openbare ruimte eigenlijk is.
Helicopterview versus beleving op ooghoogte
De openbare ruimte lijkt vaak ontworpen vanuit een helikopterview. Het ontwerp ziet er dan op tekening prachtig uit. Maar als je er doorheen loopt en de ruimte op ooghoogte ervaart, kan het toch een onaangename plek zijn. Zelfs plekken die een prijs hebben gewonnen of in architectuurbladen staan, blijken vanuit de gebruiker gezien soms helemaal niet zo fijn. Dan is het in de praktijk bijvoorbeeld een kaal en winderig plein, waar je niets kunt doen, met fietspaden die ‘van niets naar nergens‘ lopen en niet aansluiten op de omliggende straten.
Een ontwerp dat goed uitpakt voor de gebruikers hoeft overigens niet duurder te zijn. Sterker nog, met een goed ontworpen openbare ruimte kunnen gemeenten zelfs geld besparen. Als je in de ontwerpfase nadenkt over het gebruik, zijn later mogelijk minder (her)investeringen nodig. Dan kun je de ruimte makkelijker onderhouden en heb je mogelijk minder last van vernielingen. Dan hoeft niet alles kort na aanleg weer op de schop. Daar zie ik veel gemiste kansen. Het gaat soms om details, maar die zijn dan net wel essentieel.
Ik vind dat professionals in de gemeente Den Haag bovengemiddeld ontwerpen voor de gebruikers. Ik heb natuurlijk niet heel Nederland in mijn blikveld, maar ik zag bij mijn werk voor deze gemeente vanaf de zijlijn dat er goed wordt geluisterd naar de inbreng van andere sectoren, zoals Welzijn of Sport. Er liggen ambities, er wordt goed gekeken naar de diverse doelgroepen en ook naar beheer. In Den Haag ligt de focus zeker niet alleen op de esthetische kant.
Den Haag heeft in haar Handboek Openbare Ruimte heel slim twee kwaliteitsniveaus vastgelegd: de Hofstad- en de Residentiekwaliteit. Ze maakt daardoor duidelijke keuzes en als er in de binnenstad bijvoorbeeld iets echt bijzonders moet komen, dan kan dat daardoor ook. Er ontstaat zo ruimte voor iconische projecten, waardoor de bewoners trots op hun stad kunnen zijn.
Het ’lichte ontmoeten’
De impact van de inrichting van openbare ruimte op het sociale leven in steden is enorm en wordt onderschat. Volgens onderzoek voelt ruim 40 procent van de volwassenen zich matig tot ernstig eenzaam. In de openbare ruimte maak je misschien niet je beste vrienden, maar onderschat de rol van het ’lichte ontmoeten‘ niet. Daarmee bedoel ik bijvoorbeeld een praatje met andere ouders in de speeltuin of het dagelijks samenkomen van een groepje hondenbezitters. Maar zelfs een knikje naar een bekend gezicht kan al maken dat mensen zich ergens thuis voelen. Voor sommige eenzame mensen is dit bijna van levensbelang. Met slimme fysieke ingrepen kan je zulke ontmoetingen heel goed faciliteren. Daar valt nog winst te behalen.
Voor ouderen is in dit kader ook toegankelijkheid belangrijk. Ik heb bijvoorbeeld een buurvrouw die alleen nog naar de winkel kan, omdat er halverwege een bankje staat. Dat zijn net die kleine dingen die maken of iemand nog beweegt, zelfstandig woont en onder de mensen komt of niet.
Twee soorten veiligheid
Als CPTED-expert (Crime Prevention Through Environmental Design) let ik ook op de veiligheid van openbare ruimtes. Ik maak onderscheid tussen objectieve veiligheid en subjectieve veiligheid. Objectieve veiligheid is de criminaliteit die je kunt meten, het aantal inbraken of diefstal van fietsen. Subjectieve veiligheid gaat over het gevoel van veiligheid. Dat gevoel kan je in de openbare ruimte verhogen door een goed ontwerp. Daarvoor gelden universele regels. Het gaat over zichtbaarheid, de vraag of je andere mensen nog kan zien lopen, maar ook over wie waar mag komen en waarom, over hoe je groepen, zoals scooterrijders, ergens kunt buitenhouden. Ook moet alles heel en schoon. Zelfs als het ergens stinkt, voelen mensen zich onveiliger.
We moeten er wel voor waken dat we onder het mom van veiligheid allerlei plekken afsluiten voor het publiek. Zeker in een verdichtende stad als Den Haag, vind ik dat zoveel mogelijk openbare ruimte ook daadwerkelijk openbaar moet zijn. Mocht je gebieden deeltijds willen afsluiten, dan is het belangrijk hoe je de entree of overgangszones inricht. Bij parken vind ik het bijvoorbeeld altijd fijn als je door een poort of een versmalling binnenkomt. Dan heb je het gevoel, dat je in een andere wereld terechtkomt, die haar eigen kwaliteiten heeft, maar ook eigen regels.
Kyra is jurylid van de Haagse Openbare ruimte Prijs (HOP)
Foto boven: Christian van der Kooy