De ondergrond boven

Nu de stad boven en onder de grond steeds voller wordt én op beide niveaus grote transities en opgaven liggen, is een samenhangende aanpak steeds belangrijker. Tijdens het STADgesprek blijkt dat de samenwerking tussen professionele partijen toeneemt en dat er goede voorbeelden zijn van tijdige samenwerking met omwonenden.

Technisch gezien nemen de mogelijkheden toe. En er komen meer data beschikbaar waardoor de efficiency van werkzaamheden verbetert en de kans op fouten afneemt. De grootste uitdagingen liggen bij de financiering, beheer en governance. En bij het vinden van goede mensen voor de uitvoering en voldoende materialen.

Inspiratie haalden we uit het Amsterdamse Koppelkansen traject. Daarbij werken gemeente, Liander en Waternet intensief samen. Lees meer over het buurtnutshuis, de modulaire kabelgoot of intensiever vervoer over water in het Kansenboek Gracht van de Toekomst.

Leeswijzer: Het uitgebreide verslag volgt onder de ‘conclusies en aanbevelingen’.

Conclusies en aanbevelingen

  • Data is goed georganiseerd en kan helpen met het aanpakken van de opgave. Data gedreven werken kan een handvat bieden om beter te analyseren wat de doorslaggevende zaken zijn waarop binnen een ontwikkeling gestuurd moet worden.
  • Technisch is veel op te lossen. De uitdagingen liggen bij de juridische, financiële en organisatorische zaken en schaarsten.
  • Met name schaarste op het gebied van goed opgeleide mensen en materialen vormen een uitdaging. Het slim verdelen van middelen op gebiedsschaalniveau en integraal programmeren is daardoor een noodzaak geworden.
  • Het zoeken van de synergie tussen stedelijke transities en integrale samenwerking tussen verschillende partijen bieden kansen.
  • Creativiteit en noodzakelijke snelheid staan op gespannen voet met elkaar. Vanwege schaalvergroting kunnen kleine aanpassingen een explosieve kostenstijging tot gevolg hebben.
  • Samenwerking tussen bewoners en gemeente maakt het eindproduct beter en levert minder bezwaren op tijdens de uitvoering. Het kost meer investering in de voorbereiding om intensief samen te werken maar dit levert in de uitvoering op.
  • In een buurtnutshuis kan alles op één plek worden samengevoegd. Water kan opnieuw worden gebruikt voor transport waardoor kademuren minder belast worden.
  • Neem de ondergrond vroegtijdig mee, als letterlijke basis voor succesvolle uitvoering van stedelijke ontwikkeling.
  • Maak een bestemmingsplan voor onder het maaiveld en houd de regie bij de gemeente.
  • Tussen strategische ambities en de daadwerkelijke uitvoering van projecten zit een ‘tactisch gat’ of ‘tactische ruimte’.
  • Zoek ook de verbinding met de wetenschap en kennisinstituten. Door de praktijkcases te verrijken met wetenschappelijke inzichten komen we samen vooruit.

Op 24 oktober ging Platform STAD in het souterrain van het Nutshuis het gesprek aan over de Haagse ondergrond. Nu de stad bovengronds én ondergronds steeds voller wordt, gaan we in gesprek over koppelkansen die tot een optimale en samenhangende aanpak kunnen leiden. Na inleidingen van Alex Schipperheijn en George Ongkiehong van de gemeente Den Haag gaf Lidwien Besselink van het Amsterdamse ingenieursbureau een prikkelende toelichting op het koppelkansen traject waar Amsterdam verschillende grote boven- en ondergrondse opgaven aan elkaar koppelt. Daarna ging een panel van Bart Snijders (directeur Ontwikkeling Stebru), Eelco de Vink (gebiedsregisseur energietransitie Stedin) en Otto den Ouden (hoofd beleidsafdeling Stadsbeheer gemeente Den Haag) met elkaar en de deelnemers in gesprek over koppelkansen en valkuilen.

Van grote onbekende naar meer inzicht in de basis

Ondergrond is de grote onbekende in de stad, aldus Alex Schipperheijn (Dienst Stadsbeheer, gemeente Den Haag). Terwijl de ondergrond de basis biedt voor het bouwen van de stad. Ze bepaalt veel van de mogelijkheden voor de bovengrondse ambities.

Zo worden in de omgevingsvisie ‘Den Haag, groene metropool aan zee’ ambities benoemd rondom meer groen, het huisvesten van een toenemend aantal inwoners en het toevoegen van hoogbouw van meer dan 100 meter rondom het Centraal Station en bij Laakhavens. Daarnaast spelen vraagstukken rondom de energietransitie en mobiliteitsgroei. Al deze ambities leggen een groot beslag op de bovengrondse ruimte maar ook op de ondergrond. De gebouwen hebben ruimte nodig in de ondergrond voor duurzame energiesystemen zoals warmtenetten en WKO-systemen (warmte-koudeopslag). Om alle voorzieningen in de groeiende stad goed te laten functioneren zijn er veel kabels en leidingen nodig. Ondergrondse werkzaamheden zoals het vervangen van kabels of leidingen zijn zeer complex geworden vanwege de schaarse ruimte in boven- en ondergrond. Op plaatsen waar bomen staan, bestaat het risico dat wortels gekapt moeten worden om sleuven te kunnen graven. Een boom kan daardoor omwaaien of doodgaan. Beleidsmatig zijn de risico’s afgedekt met richtlijnen hoe te werk te gaan rondom bomen. Maar in de praktijk werkt het niet altijd zo. Er is vaak snelheid geboden en daardoor kunnen fouten worden gemaakt.

De centrale vraag volgens Alex is ‘hoe passen we de ondergrond en bovengrond goed op elkaar?’. Voorheen werd vooral gezocht naar technische oplossingen om realisatie van alle ambities mogelijk te maken. Inmiddels lopen we tegen ruimtelijke en natuurlijke grenzen aan. Problemen met verzakkingen en waterbeheer maken het noodzakelijk om de stedelijke ontwikkeling beter op de ondergrond en bodemkwaliteit af te stemmen.

Daarnaast functioneert de stad op vitale systemen zoals gas, elektra en riolering. Het goed onderhouden van deze systemen is een grote opgave en er komen steeds nieuwere systemen bij. Vanwege verduurzaming, de energietransitie en een toename van elektrische apparaten in huis raakt het elektriciteitsnet vol (netcongestie). Daarom zijn we in sneltreinvaart bezig om het elektranetwerk te verzwaren.

Een ander belangrijk nieuw systeem is de warmteleiding. In Den Haag wordt op het moment Warmtelinq aangelegd: om woningen met restwarmte uit Rotterdam te voorzien, worden buizen met een diameter van 70 cm dwars door de stad in de grond aangelegd. En ook de uitbreiding van datanetwerken vraagt om ruimte in de ondergrond.

Bij veel van deze transities is snelheid geboden, onder andere door de wens voor snelle woningbouw. Tegelijkertijd moet er ook aan een vitale ondergrond worden gedacht. Lichte vervuiling zorgt daarbij al voor een uitdaging. Mede hierdoor gedwongen komt er in het huidige beleid meer aandacht voor de ondergrond. Er is dan ook regie op de ondergrond nodig, legt Alex uit. Voor de gemeente is het noodzakelijk om samen te werken met netbeheerders en andere partijen die een belang hebben in de ondergrond. Maar ook binnen de gemeente mogen verschillende diensten elkaar meer opzoeken. De gemeente heeft een visie op de ondergrond opgesteld richting de omgevingsvisie. Er is een datafundament opgebouwd om inzicht te krijgen in de ondergrondse opgave en het effect daarvan op de bovengrond.

Energietransitie en de ondergrond

De deelnemers krijgen dit toegelicht door George Ongkiehong (Datalab en energietransitie gemeente Den Haag). Energietransitie en de ondergrond hebben op verschillende manieren met elkaar te maken. De opslag van warmte in de ondergrond is belangrijk als het gaat om energietransitie. George ziet hierin een aantal uitdagingen waarin de inzet van Datalab een waardevolle bijdrage kan leveren.

Vanuit de afdeling energietransitie van de gemeente Den Haag is George opdrachtgever voor Datalab. Hier wordt data verwerkt en beschikbaar gesteld. Hij legt uit hoe het werkt. Als eerste worden allerlei databestanden gezocht. Er is veel open data die je gewoon kunt delen. Alle gegevens worden vervolgens gestructureerd tot data-bestanden. Hier worden bouwstenen van gemaakt, zodat je er analyses mee kunt maken en vervolgens het kunt inzetten voor beleidsplannen en het nemen van maatregelen. De beschikbare data over ondergrond is heel belangrijk en veelomvattend. Daarbij is de uitdaging dat men in veel gevallen niet precies weet waar kabels en leidingen zich bevinden. “De data is er wel maar als je gaat graven kom je vaak kabels of leidingen tegen van tientallen jaar oud”, legt George uit. Hier wordt veel onderzoek naar gedaan. Er wordt bijvoorbeeld met AI gekeken naar de beschikbare data. Dit maakt het mogelijk om door het combineren van verschillende gegevens van opgravingen door de hele stad te voorspellen wat je gaat aantreffen in de ondergrond. Momenteel is de ontwikkeling in het gebruik van AI zo ver dat men tot 80-90% correct kan voorspellen wat er precies in de ondergrond kan worden aangetroffen en waar de kabels en leidingen zich bevinden.

George geeft een voorbeeld waarbij data voor de afdeling energietransitie een belangrijke rol kan spelen. Bij blokverwarming is er één grote verwarmingsinstallatie onderin voor een heel appartementencomplex. In tegenstelling tot het hebben van een verwarmingssysteem voor elke individuele woning binnen een complex. Blokverwarming maakt het daardoor een stuk eenvoudiger om gebruik te maken van een nieuwe warmtebron omdat maar één aansluiting gerealiseerd hoeft te worden. George toont een kaart waarop in beeld is gebracht waar in Den Haag overal blokverwarming te vinden is. Een andere kaart laat zien waar in Den Haag WKO-systemen aanwezig zijn. Het combineren van de data op beide kaarten maakt het gemakkelijk om strategieën te bepalen binnen de energietransitie. Met Datalab kan transitie naar een WKO-systeem strategisch af worden gestemd op plekken waar blokverwarming te vinden is.

Collectorvelden

Een inspirerend voorbeeld waarbij met het combineren van data grote vooruitgang is geboekt op het gebied van energietransitie is het DUNO-voetbalveld gelegen in de Vruchtenbuurt. Met kunstgrasvelden kan op een duurzame manier warmte op worden gewekt. De warmte-eigenschappen van kunstgras (warm in de zomer) maakt het mogelijk om via een collector onder het kunstgrasveld tot 400 woningen te verwarmen. Kijken we middels data waar in de buurt blokverwarming te vinden is dan biedt dat mogelijkheden. Goed georganiseerde data maakt het mogelijk om nieuwe en duurzame technieken slim en efficiënt in te zetten. George toont een dashboard waarin gegevens worden gekoppeld zoals onder andere: energielabels, isolatiedikte, blokverwarming, vve’s en netcongestie. Het slim combineren van gegevens in Datalab maakt onderzoek en innovatie omwille van energietransitie en stedelijke ontwikkeling mogelijk.

Amsterdamse Koppelkansen

Vervolgens deelt Lidwien Besselink van het ingenieursbureau gemeente Amsterdam haar kennis en ervaring met het Koppelkansen traject (zie kader). Het is een traject waarin de gemeente Amsterdam, Waternet en Liander samenwerken aan een duurzame, toekomstbestendige stad.


‘In het Koppelkansen traject werken de Gemeente Amsterdam, Waternet en Liander samen aan een duurzame, toekomstbestendige stad. Dit reikt verder dan het ontwerpen van nieuwe (gekoppelde) infrastructuur. Het gaat in brede zin over het tot stand brengen van innovatieve vormen van samenwerking tussen de sectoren en het bevorderen van systeemverandering. In 2018 is er gezamenlijk gewerkt aan de vormgeving van een co-creatietraject. Hierin kunnen de partijen op een creatieve, constructieve en wetenschappelijk gegronde manier over de eigen sectorale grenzen heen leren kijken om samen tot slimme, integrale oplossingen te komen. Daarbij is cruciaal dat de grote maatschappelijke opgaven (energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie) als uitgangspunt dienen. Dit maakt meervoudige waardecreatie mogelijk; het ontwerpen van oplossingen die bijdragen aan meerdere opgaven en ambities tegelijk.’

Bron: https://openresearch.amsterdam/nl/page/45475/koppelkansen-in-het-kort, geraadpleegd 12 december 2024


De kern van het Koppelkansentraject is om binnen de enorme verbouwing van Amsterdam (o.a. de woningbouwopgave, het herstelprogramma kademuren en bruggen, de stad klimaatbestendig maken, de energietransitie) de synergie te zoeken tussen al die stedelijke transities en opgaven. Door slimme integrale oplossingen en efficiënte benutting van de ondergrond krijg je meer ruimtelijke kwaliteit bovengronds. Dit geeft ook minder overlast voor bewoners omdat de straat minder vaak open hoeft. Lidwien noemt een aantal zaken waarmee rekening te houden in de ondergrond, zoals archeologische vondsten en het bodemleven.

Kloof tussen beleid en de dagelijkse praktijk

De stad kent veel ambities. Beleidstukken zijn erop gericht te bewegen richting een klimaatadaptieve en energieneutrale stad met een CO2-uitstoot van nul. Tussen deze strategische ambities en de daadwerkelijke uitvoering van projecten zit een ‘tactisch gat’ of ‘tactische ruimte’. Er bestaat een veelheid aan projecten. Lidwien legt uit dat veel meer op gebiedsschaal alle opgaven bij elkaar moeten worden gebracht om tot slimme integrale oplossingen te komen. Met name schaarsten op het gebied van goed opgeleide mensen en materialen vormen daarbij een uitdaging. Het slim verdelen van middelen op gebiedsschaalniveau en integraal programmeren is daardoor een noodzaak geworden. Het Koppelkansentraject is erop gericht om deze zogenaamde systeembarrières te doorbreken en tot een integrale aanpak te komen.

Van kennis naar kansen

Er zijn een aantal kansen geformuleerd met kennis vanuit de Universiteit van Amsterdam om de ondergrondse opgave op een slimmere manier aan te pakken. In de ontwerpopgave ‘Gracht van de toekomst’ is bedacht om met drie blokken te werken: bouwblokken, kade en water. Zo kunnen in een buurtnutshuis verschillende functies op één plek worden samengevoegd. Water kan worden gebruikt voor transport van afval waardoor er minder vuilniswagens nodig zijn en zo worden de kademuren minder belast.

Bron: Kansenboek Gracht van de Toekomst, geraadpleegd 19 januari 2025 (copyright: gemeente Amsterdam, vormgeving: De Groene Grachten en Djen Design)

Technisch gezien is er veel mogelijk. Het probleem zit hem vaak in de juridische, financiële en bestuurlijke aspecten van de opgave. Een voorbeeld bij het kademurenproject in Amsterdam is de kabelgoot. Technisch kunnen in de kabelgoot verschillende kabels en leidingen worden gelegd, zodat aanleg en onderhoud makkelijker te organiseren valt. De samenwerking tussen verschillende partijen op het gebied van beheer, onderhoud en het leggen van de verantwoordelijkheid bij de juiste partij is echter niet eenvoudig. De netwerkbeheerder wil wel mee investeren maar dan wel meteen de kabels langs de hele lengte vervangen. Terwijl het Programma Bruggen en Kademuren de kademuren deel voor deel vervangt, met prioriteit voor de slechte delen van de kademuur. En wie gaat het geheel vervolgens beheren? De kabelgoot blijkt daardoor lastig realiseerbaar, terwijl er wel een ontwerpoplossing ligt.

Aanbevelingen

Tot slot deelt Lidwien een aantal leerpunten vanuit het Koppelkansen traject.

  • Ga vroeg om tafel met alle relevante stakeholders: investeer in het begrijpen van elkaars opgave en vraag door! Neem hierin mee hoe jouw opgave ook kan worden gerealiseerd.
  • Technisch komen we er vaak wel uit, maar we struikelen over juridische, financiële en organisatorische zaken en schaarsten.
  • Kijk goed naar wat andere gemeenten doen, want vaak zijn ze daar met vergelijkbare trajecten bezig. Bijvoorbeeld het idee van vitale systemen, bedacht in Rotterdam.
  • Zoek ook de verbinding met de wetenschap en kennisinstituten. Door de praktijkcases te verrijken met wetenschappelijke inzichten komen we samen vooruit.

Wildwesten in de ondergrond

Een deelnemer vraagt zich af hoe de gemeente Amsterdam omgaat met het gegeven dat private partijen steeds vaker een beroep doen op de ondergrond binnen de openbare ruimte. In principe is de openbare ruimte niet beschikbaar voor private partijen om daar hun opgaven op te lossen, legt Lidwien uit. Bronnen voor warmte-koudeopslag (WKO) mogen niet in de openbare ruimte. Dit moet binnen een project op eigen terrein worden geregeld. Een vergunning aanvragen voor WKO is voldoende, het gebruik van de ondergrond is kosteloos. Amsterdam heeft wel nagedacht of er niet ook erfpacht voor de ondergrond zou moeten worden gevraagd. In een deel van Amsterdam zijn er masterplannen bodemenergie waarbij stroken gereserveerd zijn voor warmte- of koudeopslag. In Den Haag is dit ook het geval, onder andere in Laakhavens en Binckhorst. Zonder regie hierop bestaat er volgens Alex het risico op een ‘wildwestensituatie’ waarbij de partij die het eerste komt in een gebied WKO kan regelen ten koste van partijen die op een later moment een naastgelegen terrein gaan ontwikkelen.

De Amsterdamse Werkgroep Ondergrond is zes jaar bezig geweest om nut, noodzaak, urgentie en bewustwording te realiseren. Dat heeft ertoe geleid dat in Amsterdam het besluit is genomen om de regie te gaan voeren op de ondergrond. Dit wordt ondersteund door de brief van het rijk ‘water en bodem sturend’ waarin het rijk gemeenten adviseert om de regie te gaan voeren op de ondergrond. Amsterdam heeft inmiddels een regisseur ondergrond op directieniveau en een wethouder die coördinerend optreedt over de ondergrond. Er is budget vrijgemaakt voor deze regie. Dit gaat voor een groot deel naar het datasysteem waarin data rondom het thema wordt ontsloten. Het idee is dat de regietaak van de gemeente op ondergrond veel breder moet worden: in het hoofdlijnenakkoord van het college is nog niets vastgelegd over bodem en ondergrond.

Panelgesprek

Na de inleidingen van Alex, George en Lidwien gingen we in gesprek met het publiek en een panel over de Haagse praktijk. Het panel is in de samenstelling geïnspireerd op de partijen binnen het Koppelkansen traject en bestond uit Bart Snijders (directeur Ontwikkeling Stebru), Eelco de Vink (gebiedsregisseur energietransitie Stedin) en Otto den Ouden(hoofd beleidsafdeling Stadsbeheer gemeente Den Haag). Jacob Snijders deelt op verzoek van Platform STAD een inspirerend voorbeeld uit Bezuidenhout, waar bij de vernieuwing van het riool door samenwerking tussen gemeente en bewoners tegelijkertijd de straatinrichting werd verbeterd.

De ondergrond aan de basis van beleid

Hoe zorg je ervoor dat het thema ondergrond zo vroeg mogelijk op de agenda komt te staan van beleidsmakers en ontwikkelende partijen? Hoe eerder je bij elkaar gaat zitten hoe beter je met de gemeente en verschillende stakeholders een belangenafweging kunt maken. We trapten daarom het panelgesprek af met de stelling:

De ondergrond vormt vanaf 2025 als pagina 2 en 3 dé basis voor belangenafweging in ieder omgevingsplan en gebiedsvisie.

Otto vindt het belangrijk dat de ondergrond aan de basis van beleid en stedelijke ontwikkeling ligt. De ondergrond is niet direct zichtbaar. Daarom is het belangrijk om in beeld te brengen wat het oplevert. Dat de ondergrond aan bod komt op de eerste pagina’s van beleidstukken is misschien iets te optimistisch maar het zou wel goed zijn om het niet pas aan het einde aan bod te laten komen.

Eelco de Vink sluit zich daarbij aan. Hij werkt als gebiedsregisseur energietransitie bij Stedin. Zij regelen het netbeheer voor elektriciteit en gas in Den Haag. Hij ziet vaker plannen waarbij de ondergrond helemaal vergeten is, met grote gevolgen voor de elektriciteitsinfrastructuur.

Als directeur Ontwikkeling bij Stebru denkt Bart Snijders dat het in ieder geval goed is om in een gebiedsvisie al na te denken over oplossingen en je niet te laten beperken door de moeilijkheden die de ondergrondse opgave met zich meebrengt. De ondergrond hoeft niet helemaal vooraan te komen in het beleid, maar slimmere en vroegtijdige samenwerking tussen verschillende partijen is belangrijk. Stebru zit al in een vroeg stadium binnen ontwikkelingen met de gemeente aan tafel. Maar de beleidsafdelingen willen regelmatig verschillende dingen en het is niet altijd mogelijk om al deze eisen of wensen in te willigen. Ook worden er vaak in het eerste gesprek met een beleidsafdeling oplossingen bedacht die later tijdens het vergunningentraject in overleg met de beheerafdeling niet mogelijk blijken te zijn. Hij concludeert dat er al vroegtijdig begonnen wordt met het thema ondergrond. Om aan de voorkant van ontwikkelingen samen de diepte in te duiken is het vooral belangrijk dat alle partijen integraal bij elkaar komen. Hij geeft een voorbeeld van een nieuwbouwcomplex waar vanwege de vereiste vergunningaanvraag ruimte moet worden gemaakt voor afvalcontainers. Aan de overkant van de straat liggen enkele ondergrondse afvalcontainers. Echter het beleid in Den Haag is dat afvalcontainers binnen het gebouw moet worden opgelost. Dit betekent dat er in het gebouw een ruimte moet worden gemaakt voor afvalcontainers. En deze circa twintig afvalcontainers dienen één tot twee keer per week naar buiten te worden gereden door de bewoners. De afvalcontainers moeten worden geplaatst op een betegelde afvalinzamelplaats, die dan weer niet goed samengaat met de wortels van de bomen die ook langs dezelfde weg staan. Bart is van mening dat je dit veel eerder met elkaar kan oplossen. Waarbij een betere oplossing kan worden gevonden, die er bovendien voor zorgt dat er niet twee typen vuilniswagens door de straat hoeven te rijden.

Otto legt uit dat als er iets ontwikkelt gaat worden het niet de eerste vraag is waar de afvalinzameling geregeld gaat worden omdat er andere vragen belangrijker zijn om in eerste instantie op te lossen. Voorheen was dit geen probleem: er was altijd wel ruimte in de omgeving om een oplossing te vinden. Nu is dat een stuk ingewikkelder. Otto ziet in de praktijk steeds vaker dat zaken die heel logisch en klein zijn een grotere impact krijgen. Hij waarschuwt er wel voor om niet zo integraal te gaan werken dat je met te veel partijen aan tafel zit om maar één probleem op te lossen.

Data gedreven werken kan een handvat bieden om beter te analyseren wat de doorslaggevende zaken zijn waarop binnen een ontwikkeling gestuurd moet worden. Een projectleider kan dan snel sturen op wat er aan de hand is. Er zijn een heleboel kaarten waarop allerlei zaken in beeld zijn gebracht, maar je hebt de juiste mensen nodig om dit te kunnen duiden. Vooraf in het proces kan dit een plek krijgen om risico’s en oplossingen in beeld te brengen.

DSO versus DSB

Vanuit de zaal komt de opmerking dat het behoud van bomen vaak op de laatste plaats komt. Otto den Ouden legt uit dat er een kentering gaande is om meer en meer groen te behouden, maar het kan niet overal. Uiteindelijk is het een politieke keuze, het college hakt de knoop door en daar moet je je als ambtenaar aan houden. Het is daarbij ook zo dat er vanuit Stadsbeheer waar mogelijk wordt gepleit voor het behoud van groen en bomen. Het behoud van bomen wordt steeds belangrijker en steviger meegenomen in de afwegingen. Vanuit de praktijk ziet Bart Snijders een kentering in het Haagse groenbeleid. Bomen worden steeds vaker behouden, verplaatst en in het laatste geval worden bomen weggehaald en dat moet dan financieel gecompenseerd worden. Vanuit Stebru is het ook belangrijk om binnen projecten rekening te houden met hittestress en klimaatadaptatie. Het is daarbij een uitdaging om de juiste afwegingen te maken. In het voorbeeld van het nieuwbouwcomplex waar geen ruimte was voor ondergrondse afvalcontainers is ervoor gekozen om zoveel mogelijk bomen te laten staan en een behoorlijk aantal nieuwe bomen te plaatsen. Als je de containers op een andere plek neer moet zetten, met als gevolg dat daardoor de vuilafhaaldienst jarenlang met een vrachtwagen om moet rijden, kun je je ook afvragen wat uiteindelijk de minst negatieve impact heeft op de leefomgeving. Meer stikstofuitstoot heeft bijvoorbeeld een negatieve impact op kwetsbaar duingebied.

Bestemmingsplan onder het maaiveld

“We maken wel een omgevingsplan voor boven het maaiveld maar niet voor de ondergrond”, merkt Otto op. In een bestemmingsplan voor de ondergrond kan er meer aan de voorkant worden vastgelegd voordat een ontwikkeling plaatsvindt waarbij er ruimte blijft voor (on)voorziene aanpassingen en wensen.

Lidwien pleit voor een meer integraal omgevingsplan waarin de ondergrond voldoende wordt meegenomen. In Amsterdam is men bezig met een Omgevingsprogramma ondergrond waarin een aantal zaken vast worden gelegd, zoals de hoofdstructuren en een aantal leidende principes. Alex vult aan dat in Den Haag ook al wordt gewerkt met een aantal leidende principes.

Vanuit de zaal wordt er gewezen op het handboek openbare ruimte waarin in principe altijd in aangegeven wordt hoe er met de openbare ruimte om moet worden gegaan – ook in de ondergrond. Binnen een zekere maatvoering passen bepaalde systemen altijd. Innovatie of private belangen zijn echter soms zo groot dat er afgeweken wordt van de uitgangspunten die zijn vastgelegd. Vanuit de zaal wordt ook de Steenbreek Atlas genoemd. Hierin is waardevolle kennis te vinden met betrekking tot de ondergrond die geraadpleegd kan worden. Volgens de ecoloog die dit inbrengt, is er meer aandacht nodig voor de vitaliteit van de bodem in de stad. Alex vertelt dat dit een belangrijk punt is bij de gemeente. Het verdient meer aandacht om te bekijken hoe je de bodem vitaal houdt terwijl er veel verdichting en meer versteende oppervlakten zijn. Het is een uitdaging om het ondergrondse stelsel van schimmels en boomwortels op orde krijgen terwijl de bomen in eilandjes zijn verdeeld.

500 Haagse elektriciteitshuisjes en duizenden kilometers kabel

Er ligt een enorme opgave om het elektriciteitsnetwerk toekomstbestendig te maken. Vergelijkbaar met Amsterdam moet in Den Haag de komende jaren bijna één op de drie straten open en er moeten meer dan 500 distributiestations (elektriciteitshuisjes) bij in de openbare ruimte. Snelheid en creatieve oplossingen staan op gespannen voet met elkaar. Dit is lastig voor Stedin als netbeheerder. Volgens Eelco mogen we de betaalbaarheid van voorzieningen (woningen en elektriciteit) in de stad in het gesprek niet over het hoofd zien. In de komende jaren zijn er duizenden kilometers kabel nodig vanwege de stedelijke ontwikkeling van Den Haag. Hij vindt het een grote zorg om alles betaalbaar te houden en dit beperkt de mogelijkheid om kleine creatieve aanpassingen mogelijk te maken. Vanuit het publiek wordt nog de opmerking gemaakt ook aan te sturen op minder energieverbruik. De trend is dat steeds meer huishoudens een airco aanschaffen. Vanwege klimaatverandering neemt dit in de toekomst alleen maar toe. Het plaatsen van meer bomen kan ook voor verkoeling zorgen in de zomer en warmte-koudeopslag is ook een manier om te koelen in de zomer.

Regieraad Haagse ondergrond

Wie zitten er allemaal in een regieraad op het thema ondergrond? Er zijn een heleboel partijen die je kunt bedenken om mee te praten over het onderwerp. We praatten verder over de stelling:

De regie op de Haagse ondergrond wordt gevormd door een regieraad met de volgende 5 deelnemers:

  • Gemeente Dienst Stadsbeheer
  • Gemeente Dienst Stedelijke Ontwikkeling
  • Stedin
  • Dunea
  • 1 vertegenwoordiger van: ontwikkelaars, corporaties, stadsdistributie, energieleveranciers, groen/natuur/milieu, bewonersplatforms

En de voorzitter is ….?

Een voorbeeld waarbij bewoners een prominente rol kregen in het gesprek met de gemeente rondom een ondergrondse opgave is bij het vernieuwen van de riolering in de wijk Bezuidenhout. Jacob Snijders van het Wijkberaad Bezuidenhout geeft een toelichting op de gang van zaken. Bewoners gingen met het ingenieursbureau van de gemeente aan tafel om met elkaar te praten over de uitvoering van het vernieuwen van het riool samen te laten gaan met verbeteringen in de openbare ruimte. Bewoners kregen meer begrip voor bepaalde maatregelen en de gemeente kreeg meer inzicht in het functioneren van de openbare ruimte in de wijk. Meer dan duizend mensen in de hele wijk werden actief betrokken in dit gesprek en de planvorming. Als tweede is er in het proces een pleinengroep ontstaan met achthonderd mensen in de achterban. Zo ontstond er breed draagvlak onder de bewoners in de wijk en werden de plannen door de gemeenteraad snel goedgekeurd. Er is een volledige bomeninventarisatie gedaan waardoor de wijk meer bomen heeft gekregen die op een betere manier over alle straten zijn verdeeld. Ambtenaren en bewoners kijken positief terug: er werd op een prettige manier samengewerkt en het resultaat is beter geworden Het hele proces heeft langer geduurd maar tijdens de uitvoering waren er veel minder bezwaren. Otto den Ouden is ook enthousiast en vindt het een voorbeeldproject van hoe het ook kan. Bart Snijders vindt het interessant aan dit voorbeeld dat mensen betrokken zijn gemaakt voor het thema ondergrond dat doorgaans weinig interesse heeft van bewoners.

Een deelnemer wijst erop dat het belangrijk is blijvend energie te steken in het contact met bewoners en het eerlijke verhaal te vertellen met alle voor- en nadelen. En ook de tegenstanders van een project op een goede manier te informeren zodat er over de feiten gediscussieerd kan worden. Het is belangrijk om in de ontwikkelingen sociale en economische waarden mee te nemen, zoals in Amsterdam wordt gedaan.

Eelco de Vink zou binnen Stedin meer afdelingen willen zien die met mensen in de omgeving bezig zijn en staat open voor een gesprek tussen Stedin en bewoners over het thema ondergrond. Bewonersverenigingen worden al actief betrokken.

Otto den Ouden sluit de avond af met antwoord op de vraag in de stelling. Het voorzitten van een regieraad Haagse ondergrond ligt volgens hem bij de gemeente en meer specifiek bij Stadsbeheer.

Foto’s: Marsel Loermans