Zwarte dozen en witte paarden

Tot een aantal jaar geleden was er in Den Haag (en landelijk) een vitaal architectuurklimaat. Een prijsvraag voor de uitbreiding van de Tweede Kamer of het Haagse Stadhuis hield de publieke opinie weken of zelfs maanden in haar greep. Ontwerpen werden binnen de vakgemeenschap én daarbuiten uitputtend bediscussieerd. En deze discussies konden ook echt invloed uitoefenen op de uitkomst van de projecten. Met de crisis van 2008 werd er een nieuw tijdperk ingeluid. De gemeente moest haar uitgaven aan het ontwerp van de stad drastisch beperken en ontwikkelaars en architectenbureaus hadden het op hun beurt moeilijk. Het vermijden van risico bij nieuwe projecten stond voor alle partijen centraal. De openbare discussie was een onvoorspelbare factor en werd grotendeels gemeden.

Platform STAD vindt dat het nu, in deze tijden van hoogconjunctuur, weer tijd  wordt voor een transparant gesprek over het bouwen in de stad. Zijn de uitgangspunten van projecten wel helder? Hoe wordt bepaald wat de programma-eisen voor een aanbesteding zijn, en welke partijen meedoen aan de selectie? Hoe houd je de kwaliteit van het winnende ontwerp ook vast in het proces na gunning?

Op 5 april organiseert Platform STAD daarom het STADgesprek Love me Tender, waarin we op zoek gaan naar handvatten om het ruimtelijk beleid wat betreft tenders en prijsvragen aan te scherpen. In de aanloop naar het STADgesprek vroeg Platform STAD de Haagse architectuurcriticus-onderzoeker Tim de Boer om de totstandkoming van een viertal Haagse projecten te analyseren.

Meld je hier aan voor het STADgeprek op 5 april

Dit artikel liever als pdf lezen? Klik dan hier

Auteur: Tim de Boer

Op de artist impressions van het Onderwijs- en Cultuurcomplex (OCC) staat voor het gebouw altijd een groot beeld van een wit paard. Als het paard er niet opstaat steigert de gemeenteraad. “Waar is het beeld gebleven? Krijgen we nu minder voor ons geld?”. Het paard is onmisbaar, maar nooit zo bedoeld, want slechts als opsmuk erin geplakt door een stagiair. Zonder deze uitleg was het paard een black box, een zwarte doos geworden. Iets waarvan men steeds weer zou afvragen – hoe komt dit eigenlijk hier? Zwarte dozen zijn er genoeg in het bouwen aan de stad. Soms triviaal als het witte paard, maar vaker van veel grotere invloed op de stad.

Veel Haagse projecten beginnen in dichte mist. Het is lastig terug te vinden op welke basis er beslissingen worden genomen. Stedenbouwkundige kaders lijken niet meer zo hard als vroeger. Masterplannen en blauwdrukken ontbreken. Er is binnen de gemeente bijvoorbeeld wel een leidraad voor het uitvragen van bouwplannen, tegelijkertijd is deze ook voor meerdere interpretaties vatbaar.  Daarnaast is onduidelijk wie beslist. Want het vragen van bijvoorbeeld vijf ontwikkelaars voor het doen van een bod is transparant, maar hoe er bepaald is welke vijf gevraagd worden, is dat niet. Een afweging tussen verschillende ingediende plannen is vervolgens vaak in handen van een jury van externe experts of van een interne ambtelijke commissie.

Het Baken

In het geval van het Baken – opgeleverd in 2014, op de hoek van het Lamgroen en het Spui – wordt het na de selectie nog iets gecompliceerder. Het masterplan van Rob Krier (2000) vroeg om een hoogteaccent op deze plek. Na een uitvraag in 2007 aan vijf ontwikkelaars gaf de winnende ontwikkelaar tijdens de kredietcrisis in 2011 de opdracht terug. Het terrein was echter inmiddels onteigend en lag braak. De gemeente had geen haast met het vlottrekken van het plan. Tot er in 2012 opeens een nieuwe ontwikkelaar was. Hoe deze ontwikkelaar aan de opdracht komt is niet terug te vinden. Een echte black box. En die wordt nog zwarter wanneer blijkt dat deze ontwikkelaar mocht afwijken van de eerder verplichte ondergrondse parkeeroplossing. De stad zit daardoor vast aan een gebouw waarvan de eerste en tweede verdieping geheel aan parkeren is gewijd. Was er hierover discussie? Geen idee. Het is in ieder geval niet terug te vinden.

Stadsdeelkantoor Leyweg

Dan is de discussie over het stadsdeelkantoor aan de Leyweg eenvoudiger te volgen. Na een selectie van acht architectenbureaus werd in 2005 door de gemeente Rudy Uytenhaak als winnaar aangewezen, ondanks dat het plan van Atelier Pro bij de publieksstemming twee keer zoveel stemmen kreeg. De visie van Uytenhaak voldeed het beste aan de wens van de gemeente om van het nieuwe stadsdeelkantoor een symbool te maken van de vernieuwing en verjonging van Den Haag Zuidwest. Het verder bijna voorbeeldige proces, met een stevige vakjury, een tentoonstelling en dus een peiling van de bewoners over de ontwerpen, werd ontsierd door een rare ingreep. Na gunning van het ontwerp aan Uytenhaak moest het toch een beetje anders. Men wilde dat het gebouw zou opvallen. De gemeente stelde daarom in de uitwerking dat het tot tenminste 70 meter moest reiken.  Door het toevoegen van meer woningen kwam het ontwerp nu tot 75 meter in plaats van 58 meter hoog. Een grote wijziging die niet opnieuw aan beoordeling door de jury of het publiek is voorgelegd.

Spuiforum / OCC

Het Spuiforum / OCC traject blinkt uit in complexe verbanden tussen politieke besluitvorming en ontwerpdiscussies. Het project begon als één zin in een position paper, geschreven in 2005, over de toekomst van Den Haag als internationale stad. Daarin staat dat het Residentie Orkest, Nederlands Danstheater en het Conservatorium in Den Haag Nieuw Centrum een plek moeten krijgen. Al gauw is dit vernauwd tot één gebouw op de plek van de oude theaters aan het Spuiplein. Andere opties zijn toendertijd niet serieus onderzocht. Zou dit te maken hebben met de andere factor die zwaar meetelde in het proces? In 2006 nam de nieuwe coalitie namelijk in het collegeakkoord op dat Den Haag in 2018 Europese Culturele Hoofdstad wilde zijn. Voor de gemeente speelde een nieuw Dans en Muziek Centrum aan het Spuiplein een grote rol in deze plannen. Alles was er op gericht om het nieuwe gebouw in 2018 feestelijk te kunnen openen.

In 2010 werd de prijsvraag uitgeschreven. Vanwege de hoge ambities zette men hoog in. Twintig internationaal bekende architectenbureaus mochten een visie indienen. Concurrentie op honorarium was niet mogelijk. Dat was van te voren vastgesteld. Het valt op dat juist de betrokkenheid van de stad niet van te voren geregeld was; die mocht de jury zelf organiseren. In deze jury waren vooral de betreffende instellingen en de gemeente vertegenwoordigd. Toch wist de burger wel wie de beslissing maakte. Dat is bij andere projecten (en de vervolgplannen aan het Spui) veel minder transparant gebleken. Winnaar Neutelings Riedijk moest onder invloed van de economische crisis, en een nieuw college na de verkiezingen van 2010, het ontwerp ‘optimaliseren’ (versoberen) om de kosten te drukken. In de plannen uit 2012 draait het gebouw plotseling een kwartslag, en staat het op het Spuiplein. Volgens de gemeente paste het gebouw zo beter in de stad.  Deze variant bood ook meer voordelen en was, ondanks de complexiteit van de onderliggende kavels, voordeliger. Het verdwijnen van het Spuiplein riep veel tegenstand op.

Eind 2012 ging de kandidatuur van Den Haag voor Europese Culturele Hoofdstad 2018 roemloos in de eerste ronde ten onder. Het tempo van de ontwikkeling viel weg. Voor het eerst was er een serieus tegenplan van de actiegroep Dooievaar+. Dit plan had echter andere uitgangspunten dan het Spuiforum waardoor het in een vergelijking waarin niet naar de uitgangspunten wordt gekeken weinig kans maakte.

Vlak voor de verkiezingen van 2014 werden alle belangrijke besluiten voor realisatie van het plan genomen. In twee opeenvolgende colleges 2006-2010 en 2010-2014 was er namelijk steeds een meerderheid voor de bouw van het Spuiforum. De verkiezingen in 2014 werden gewonnen door zowel de voor- als tegenstanders van het plan. In de coalitieonderhandelingen werd besloten dat er een nieuw plan moest komen. Alle plannen voor de realisatie lagen echter al klaar. De tijdelijke theaters waren in aanbouw, de financiering geregeld. Dat beperkte de mogelijkheden voor een alternatief plan. Dat kwam er wel, maar binnen bijna dezelfde kaders – de combinatie van de drie instellingen op deze plek in één gebouw en een minimale vertraging in het bouwproces.

De fundamentele vraag die in het proces rondom het Spuiforum nooit gesteld lijkt te zijn is echter: Kan deze plek zoveel programma aan? Daar lijkt de gemeente reuzenstappen genomen te hebben. De stedenbouwkundige studie (die OMA in 2009 uitvoerde) naar de mogelijkheden van het programma op deze plek is bijna één op één overgenomen als basis voor de prijsvraag. De vraag of je zoveel programma wilt op deze plek is gemakshalve overgeslagen. Je kon dit ook zien aan de inzendingen in de eerste prijsvraag. Op één na allemaal lage gedrongen bouwblokken tot de nok toe gevuld met het gevraagde programma. Er was te weinig ruimte voor andere oplossingen.

In 2014 startte een compleet nieuwe aanbesteding. Ditmaal is er wel gekozen voor een groter gebied. De gemeente vraagt om een gebiedsvisie waarin naast het OCC ook plek is voor ander programma zoals wonen, winkels en hotels. De realisatie van het OCC is opgezet als Design Build and Maintain opdracht. Na een voorselectie gingen wederom drie partijen – ditmaal consortia van bouwers, architecten en adviseurs – aan de slag. Een gecompliceerd traject omdat het eigendom en rechten op bouwen in het gebied bij verschillende partijen lag.

De nieuwe ontwerpen werden in samenspraak met de gemeente achter gesloten deuren gemaakt. Ditmaal was de winnaar bouwer Boele & Van Eesteren in combinatie met Visser en Smit bouw. Een team bestaande uit  NOAHH / Jo Coenen/ NL Architects maakt het ontwerp. Een openbare discussie over de plannen was pas achteraf mogelijk. Het is iets dat we veel bij dit soort tenders zien. De beoordeling lijkt vervallen tot ingewikkelde puntentellingen in Excel, uitgevoerd door anonieme ambtenaren of adviseurs. Achteraf, en alleen als de betrokken partijen toestemmen, worden alle ingediende plannen bekend gemaakt. Soms moet men er zelf achteraan. In het geval van de tender voor het gebouw op het Koningin Julianaplein bijvoorbeeld zijn de verschillende plannen alleen maar naar buiten gekomen vanwege de belangstelling van het vakblad Blauwe Kamer.

KJ Plein

Ook dit project kent een lange geschiedenis. Al in 2002 kregen drie ontwerpbureaus een studieopdracht voor het bedenken van bebouwing op het Koningin Julianaplein. OMA, David Chipperfield en Emilio Ambasz maakten alle drie een radicaal voorstel waarin zij de uitgangspunten van de gemeente ter discussie stelden. Een kleine jury koos vervolgens het voorstel van OMA uit om verder uit te werken. Dit evolueerde tot het M-gebouw. Uiteindelijk sneuvelde dit plan ook in de economische crisis van 2010. Bij de herstart van het project koos de gemeente voor een aanbesteding op basis van Design and Build. Ook hier werden ontwikkelaars gevraagd om samen met een architect een voorstel in te dienen. Opvallend aan de opzet was dat er ook een visie op de locatie in de stad werd gevraagd. Garantie op uitvoering van het landschapsontwerp voor het plein en aanliggende park was er niet, maar het ontwerp telde wel mee in de beoordeling. Dit leverde een vreemde situatie op bij het winnende plan. Hier liep het gebouwontwerp over in het landschapsontwerp. Het landschapsontwerp van Delva Landscape Architects viel bij een groot deel van betrokken partijen in de smaak. De gemeente stond zo onder druk om de visie en het ontwerp toch over te nemen. Inmiddels is dit ontwerp wel als basis genomen voor het ontwerp voor het plein. Alleen is het flink aangepast, want de gevraagde visie hoefde geen rekening te houden met ‘real life problems’ zoals budget of verkeersstromen. Blijft het ontwerp dan wel overeind?

Kan het anders?

Wat opvalt aan de planvorming in Den Haag is dat de gekozen aanbestedingsvormen proberen financiële en politieke risico’s zoveel mogelijk uit te sluiten, maar daarmee ook geen ruimte meer laten voor positieve verrassingen. Er wordt veel gewerkt met Design and Build formules waar de macht bij de ontwikkelaar ligt en waarin bijsturing na gunning vaak lastig is.

Ook krijgen jongere of experimentele ontwerpers in deze vorm van gunning weinig kans. Terwijl bijvoorbeeld kleinere studieopdrachten – zoals in 2002 voor het Koningin Julianaplein- juist geschikt zijn om het talent dat er in Nederland is aan te spreken. Het is het misschien interessant om naar België te kijken. Daar wordt veel gewerkt met open oproepen waarbij jong talent expliciet een kans krijgt zichzelf te bewijzen. Dat levert ook echt een ander resultaat op. Het ontwikkelen van projecten door middel van studieopdrachten en open oproepen heeft nog een ander voordeel: elke fase kan in het openbaar besproken worden. De keuze voor een bepaald type uitvraag bepaalt dus al in een heel vroeg stadium van elk project wie kan meedoen en hoeveel plaats er is voor een publieke discussie. Maar hoe komt de gemeente ertoe om te kiezen voor een bepaald type uitvraag? Dat belangrijke deel van het proces blijft helaas te vaak ondoorzichtig.

Het ontwerpen van de stad is te belangrijk om alleen achteraf te bespreken als de gebouwen er al staan. Publieke verantwoording begint al bij de voorkant, bij de aanleiding van een project. Leg de uitgangspunten vast en bepaal welke factoren hier invloed op hebben. Dat maakt het voeren van een discussie over tussentijdse wijzigingen makkelijker. Wees daarnaast helder in selectiecriteria. Niet alleen voor deelnemers maar ook voor de keuze van de personen die de selectie opzetten en uitvoeren. Voer deze selectieprocedure in de openbaarheid. Verdedig de gemaakte keuzes en wees niet bang voor fouten: ook van moeizame processen en onvoorziene resultaten valt iets te leren.

Al met al moet dit leiden tot een gezond debat over het ontwerp van de stad, met ruimte voor inbreng van professionals, ontwerpers, beleidsmakers en burgers.

Platform STAD gaat donderdag 5 april op zoek naar handvatten om het ruimtelijk beleid wat betreft tenders en prijsvragen aan te scherpen. Met o.a. Fred Schoorl (voorzitter BNA), Margriet Schepman (Neprom), Ellen van der Wal (VAKWERK architecten), Erik Pasveer (hoofd Stedenbouw en Planologie gemeente Den Haag) en Henk Harms (directeur Ontwikkeling en Realisatie gemeente Den Haag). 

Meld je aan